Achtergronden huidige
problemen
Perspectieven
Richtinggevend
dat in cash flow-opzicht nog betrekkelijk
gunstig was (tabel). Met deze investerin
gen werd de nieuwbouwgolf, die al in
1979 was begonnen, gecontinueerd.
Typerend voor de kottervisserij is dat bij
vlootvernieuwing een niet gering aantal
bedrijven een schip kon financieren zonder
veel gespaard te hebben uit de exploitatie
van het vorige. Als gevolg van de WIR-pre-
mie van 15 of 12 procent en de hoge
opbrengsten van het 'oude' schip is er dan
een basis van eigen geld voor de financie
ring van de nieuwe kotter.
Nieuwbouw van kotters brengt in de be
drijfstak steeds een kettingreactie van
tweedehands aan- en verkopen met zich
mee. Dit leidt ertoe dat in een betrekkelijk
gering aantal jaren het grootste gedeelte
van de kotterbedrijven volledig opnieuw
wordt gefinancierd. Op dit moment heeft
ongeveer tweederde gedeelte van het aan
tal bedrijven na 1978 een nieuwe lening
verkregen ten behoeve van de financiering
van een nieuw of tweedehands schip.
In de tabel komt deze 'financiële omwente
ling' tot uiting in een bijna verdubbeling
van de financieringsverplichtingen over de
periode 1 980-1982. Voor het grotere aan
tal schepen in 1 982 was de spoeling ech
ter aanmerkelijk dunner, blijkens het nage
noeg gelijk blijven van de bruto kasstroom
voor de sector als geheel. Op kasbasis be
zien trad er dan ook een drastische ver
slechtering op in 1982.
Gezien deze verslechtering in 1 982 zal het
niet verwonderlijk zijn dat op het ogenblik
een niet onbelangrijk gedeelte van de be
drijven in betalingsproblemen verkeert.
Het meest nijpend zijn deze voor de bedrij
ven met één schip boven 300 pk, beho
rend tot de kategorie Maatschap Noord.
De omvang van deze liquiditeitstekorten
doet denken aan de jaren 1 974 tot en met
1 976, toen de kottervisserij door een diep
dal ging. In deze periode was er een (war
me) sanering nodig om de bedrijfstak meer
lucht te geven. Er trad toen weer snel een
herstel op in 1 977 en volgende jaren, me
de als gevolg van stijgende prijzen voor de
aangevoerde vis.
Ook de vorige terugval in de kottersector
ontstond na een aantal jaren van capaci
teitsuitbreiding. Destijds leidde de plotse
linge stijging van de olieprijs eind 1 973 en
de dientengevolge lagere visprijzen tot een
scherpe terugval van de bedrijfsresultaten.
Momenteel is er geen duidelijke factor
van buitenaf aan te wijzen die voor de neer
gang heeft gezorgd. De problemen zijn
vooral ontstaan doordat de besomming
geen gelijketred heeft kunnen houden met
de capaciteitsuitbreiding. Terwijl het totale
motorvermogen van de kottervloot in
1982 bijna een derde hoger was dan in
1 979, was de totale besomming in eerst
genoemd jaar slechts 6,5 procent hoger
(gecorrigeerd voor inflatie).
Ondanks de quoteringsmaatregelen heeft
de kottervisserij zich in de afgelopen jaren
in redelijke vrijheid kunnen ontwikkelen.
Het verleden leert ook al dat het daarbij
voor de bedrijfstak als geheel moeilijk is
om een evenwicht te vinden tussen vangst -
capacitiet en vangstmogelijkheden. Er
treedt steeds een sneeuwbalwerking op bij
de investeringsbeslissingen. De WIR-pre-
mie en de hoge belastingverplichtingen
voor het ouder wordende schip geven
daarbij nog en versnelling aan het investe
ringsmechanisme. In dit verband kan erop
worden gewezen dat het fiscale regime,
met name het afschrijven op basis van
de aanschafprijs, erg ongunstig uitwerkt
voor een schip.
Vroegtijdige vervanging door een duurder
geworden schip is voor de kottereigenaar
in zekere zin het middel om de afschrijvin
gen op basis van de hogere vervangings
waarde te brengen. Het verminderen van
de belastingverplichtingen is dan ook een
veel gehoord argument om te investeren.
Bij het nemen van een investeringsbeslis
sing staan steeds de perspectieven voor
het eigen bedrijf voorop. Het effect van één
investering op het totaal, in de vorm van
het dunner worden van de spoeling, vormt
niet of nauwelijks punt van overweging.
Dat kan ook niet zozeer verwacht worden
van een individuele ondernemer, die met
zijn bedrijfsgenoten moet concurreren op
gemeenschappelijke visgronden. In jaren
met goede bedrijfsresultaten ontstaat al
gauw een haussestemming. Dit maakt het
moeilijk om bij het nemen van investe-
rings- en financieringsbeslissingen te on
derkennen dat de bomen niet tot in de he
mel groeien.
Wanneer er voor de bedrijfstak als geheel
geen capaciteitsbegrenzende regelingen
worden getroffen ontstaan steeds weer
nerveuze schommelingen rondom een
evenwichtstoestand. In dit opzicht vormt
de visserij geen uitzondering, want ook in
sommige andere bedrijfstakken is steeds
weer sprake van eén onevenwichtige ont
wikkeling in de produktiecapaciteit.
Gevreesd moet worden dat de huidige pro
blematiek voor een belangrijk gedeelte van
structurele aard is. Dit houdt het gevaar in
zich dat de wal het schip zal moeten keren.
Er zijn nog wel enkele mogelijkheden om
stootkussens aan te brengen. De financiers
kunnen goede redenen hebben om in een
aantal gevallen, als de situatie niet hope
loos is, versoepeling van aflossingsver
plichtingen toe te staan, of misschien tot
herfinanciering over te gaan. Met een kot
ter kan ook na de nogal korte kredietter
mijn van 8 a 10 jaar in veel gevallen een
behoorlijk positieve bruto kasstroom wor
den behaald. Daarbij is het ook nog van be
lang dat onder bepaalde voorwaarden een
aanvullende financiering van de Nationale
Investerings Bank kan worden verkregen.
Een reden om een al te grote, wilde afbraak
van de produktiecapaciteit te voorkomen
vormt de snelle opleving die na een crisis
weer zou kunnen optreden. De jaren 1 977
en 1978 zijn hiervan een sprekend voor
beeld.
Voor de nabije toekomst zijn de ontwikke
lingen met betrekking tot het geëlektrifi
ceerde boomkorvistuig van belang. Wan
neer het technisch onderzoek in dit opzicht
succesvol kan worden afgesloten, ont
staan er interessante mogelijkheden tot
besparing op de oliekosten.
De stand van de verschillende vissoorten
geeft een gevarieerd beeld te zien. Over het
geheel genomen is dit beeld echter niet
ongunstig. Positief zijn in dit verband de
ontstane uitwijkmogelijkheden voor een
groep kotters in de haringvisserij.
Er dient natuurlijk ook te worden gewezen
op de onaangenaamheden, die voort
vloeien uit het gemeenschappelijk EG-vis-
serijbeleid. Het strenger worden van de
controlemaatregelen moet nu niet meer
worden uitgesloten. Over het algemeen
zijn de quota niet meer zo krap als een aan
tal jaren geleden. Er zijn echtertoch bedrij
ven waarvoor het individuele quotum voor
tong en schol een rendabele exploitatie
volstrekt onmogelijk maakt. Onder de hui
dige omstandigheden kan niet of nauwe
lijks worden gerekend op steun van de na
tionale overheid. Misschien zijn er kansen
op uitkoopregelingen in EG-verband, wan
neer een sanering onontkoombaar wordt
geacht.
Al met al zit op het ogenblik een deel van
de kottervisserij in de problemen. Indien
men iets kan leren uit de crisis van 1 974,
dan is het wel dat zowel de vissers als de
schuldeisers zich niet hoofdzakelijk moe
ten laten leiden door gezichtspunten op
korte termijn bij het zoeken naar een uit
weg. Vooral de toekomstperspektieven op
middellange termijn zullen richtinggevend
moeten zijn.