Wob Wob Met elkaar er tegenaan! en ondernemings(vecht)lust vereisen. Landbouw: kind van de rekening beleid is sinds de oprichting van de EG het Wat ons bezighoudt (Vervolg van pagina 3) leden zullen met hun voorzitter vervol gens voor de taak staan hun college vlees en bloed te geven, zodat dit niet slechts een reglementaire constructie is, doch tot een vertrouwd Rabo-begrip wordt. Een be grip, dat we als vanzelfsprekend verstaan en dat in overeenstemming is met de plaats en de importantie die de CAAR in ons aller ogen verdient. Met dat voor ogen, moge ieder van ons deze eerste 'verkie zingstijd' ingaan. Dat 'electorale hoort voortaan bij ons 'sociale stelsel'! 'Onderken zo goed mogelijk de verschijn selen van de toekomst en zorg ervoor dat hun invloeden duidelijk op waarde worden geschat. Dan kunnen alle banken en onze organisatie er zich op voorbereiden'. Twee zinnen uit ons pas verschenen boek Man en Paard. Zij horen bij de periode, waarin voor het eerst in onze organisatie een 'ge meenschappelijk beleid' aan de orde kwam. Maar die passage hoort ook bij het heden! Zij zou als motto kunnen dienen voor het kersverse concept-beleidsplan 1984- 1987, dat dezer dagen bij al onze banken is beland. Routinematig beland, kunnen we haast zeggen. Want sinds 1 978 is het al lang gewoonte geworden, dat we iedere zomer weer zo'n ontwerpplan voor de vol gende vier jaar zien verschijnen. En toch, echt routine wordt zo'n beleidsplan nooit, want er is altijd iets mee 'loos'. Dat zit eigenlijk al in dat motto opgesloten. We merken het wel heel duidelijk aan dat nieuwste ontwerpplan. Er zit spanning in, juist omdat er iets 'loos' is. Immers, de doorwerking van de recessie is op allerlei terreinen merkbaar. Ook bij het bankwe zen, ook bij onze organisatie. Gelukkig ko men er vooral de laatste tijd ook tekenen die op een begin van opleving lijken te wij zen, maar zolang we niet zeker zijn of die op een breed vlak zullen doorwerken, moe ten we de huidige, weinig florissante eco nomische situatie tot uitgangspunt ne men. leder van onze banken, die eigen be leidsvoornemens gaat uitzetten, zal in het beleidsplan een zeer bruikbaar richtsnoer vinden. Meer misschien nog dan in vorige jaren, gaat men in dat plan nuchter analy serend te werk. Kort en krachtig wordt ge zegd waar het op staat. De verdienste is vooral dat zonder omhaal van woorden op tal van plaatsen onze zwakke, naast na tuurlijk ook sterke, punten worden ge noemd. Zoiets doe je niet, als je aan de eigen toekomst twijfelt! In ons geval is daar ook niet de minste reden voor. Onze uit gangspositie is goed, zo hebben we op de jongste Algemene Vergadering kunnen constateren. De spanning komt er echter in, wanneer het er om gaat waar de extra inspanningen op gericht moeten worden, waar verande ringen nodig zijn, eventueel zelfs vrij ingrij pende. Spanning vooral, zodra we gaan nadenken en ontdekken dat de gewenste verbeteringen ook bereikbaar zijn. In dat stadium aangeland krijgen de verschillen de centrale thema's concrete inhoud: bij voorbeeld onze concurrentiekracht vergro ten, opbrengst verbeteren, kosten druk ken, nieuwe produkten/diensten ontwikke len, stimuleren van de soepele daadkracht van personeel en organisatie, en ten slotte last but not least, het voortdurend verbe teren van de relatie tussen de bank en haar omgeving. Al deze thema's worden in het beleidsplan uitgewerkt tot concrete activiteiten. De middelen en de gereedschappen om mee aan te pakken, worden als het ware aange reikt om de ontwikkelingen van de toe komst de baas te worden. Laat niemand zich vergissen: dat is heden ten dage geen geringe taak. Het zal heel wat inspanning Maar dat is meer gebeurd. Zo'n uitdaging is zelfs een plezierig vooruitzicht, wanneer je weet, datje hem met watje ervoor in huis hebt, aankunt. De Europese Gemeenschap lijkt recht op een begrotingscrisis af te stevenen. Al thans daarop wijst de begroting van de Europese Commissie voor de komende ja ren. Als hoofdoorzaak hiervan worden doorgaans de landbouwuitgaven aange merkt. Deze zouden zodanig uit de hand zijn gelopen, dat een sluitende begroting vrijwel onbereikbaar wordt, terwijl moge lijkheden voor het op gang brengen van een nieuw beleid uitgesloten zouden zijn, wanneer er geen extra geld op tafel komt. Degenen die dit financiële debacle in de schoenen van de landbouwsector schui ven, geven echter blijk van onvoldoende in zicht in de Europese financieringsproble- matiek. Zelfs zou men soms denken dat los van enig inzicht de landbouw tot speelbal van de politiek gemaakt wordt. In de periode 1 975-1 982 namen de totale uitgaven van de EG met factor 3,4 (van 6,4 miljard Ecu tot 22 miljard Ecu) toe, terwijl de landbouwgarantie-uitgaven slechts stegen met factor 2,7 (van 4,8 miljard Ecu tot 13,1 miljard Ecu). Het relatieve aan deel van de garantie-uitgaven in de totale uitgaven van de EG daalde daarbij van 70 a 75 tot 60 a 65 in voornoemde perio de. De verwachte sterke stijging van de ga rantie-uitgaven in 1984 ten opzichte van de voorgaande jaren is echter grotendeels inherent aan de aard van de landbouwpro- duktie. Er zijn goede en slechte jaren. Na 25 jaar Europese Gemeenschap mag ver wacht worden dat deze schommeling niet als een verrassing ervaren wordt, die zo maar plots uit de lucht komt vallen. Met an dere woorden, men dient bij de begro tingsopstelling hiermee rekening te hou den. Door de drastische toename van de uitga ven op andere beleidsterreinen is de laat ste jaren de souplesse uit de EG-begro- ting verdwenen. Hieronder dient ook de jaarlijks terugkerende forse (f 2,5 miljard - f 4 miljard) compensatie aan de Britten te worden meegerekend. Een punt overigens, dat dwars tegen de EG-principes indruist. Dat de landbouw een flink deel van de EG- uitgaven zou blijven uitmaken binnen de EG-begroting en dat vroeg of laat de 1 BTW-grens zou worden gehaald, lag in fei te vanaf het begin logisch in de lijn der ver wachtingen. Immers, het EG-landbouw- enige werkelijke gemeenschappelijke be leid gebleven. Tevens kon verwacht wor den dat de landbouwproduktie door het bestaan van de gemeenschappelijke markt zou expanderen, terwijl bij verdere integra tie van de Gemeenschap er meer geld no dig is om andere beleidsterreinen te kun nen financieren. Overigens dateert de kwestie van de maxi male BTW-bijdrage van 1 uit 1 979, of schoon het maximum reeds in 1970 op papier was vastgelegd. Voordien bestonden de middelen van de Europese Gemeenschap uit financiële bij dragen van de lidstaten. Deze werden berekend op basis van hun aandeel in het totale BNP van de EG. De vraag die dan on middellijk hierbij rijst is: waar lag toen de budgetgrens? Desalniettemin blijven de landbouwuitgaven een punt van discussie. Enerzijds moet toegegeven worden dat af stemming van het landbouwbeleid op de huidige marktcondities onvermijdelijk is. Daaraan zal het agrarische bedrijfsleven best bereid zijn in deze moeilijke tijd zijn steentje bij te dragen. Daarvoor is in deze sector waarschijnlijk ook enige ruimte, om dat zij zich meer dan andere bedrijfstakken dynamisch heeft ontwikkeld en meege gaan is met de tijd. Anderzijds echter zou het ronduit onbillijk zijn de begrotingscri sis van de EG op de agrariërs af te wente len. Voor iedere Europeaan, agrariër of niet- agrariër, blijft het ondertussen van het al lergrootste belang dat de Gemeenschap voor de ondergang wordt behoed.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1983 | | pagina 6