Rabobank Nederland is partner Samenwerkingsverbanden 22 Er is een grote vraag vanuit ontwikkelingslanden naar landbouwkundige en agro- industriële kennis in het westen. Aan de andere kant is er ook een groot aanbod - met name in Nederland - van deze kennis. Toch ontmoeten vraag en aanbod elkaar slechts om verschillende redenen zeer ten dele. Ten einde het overbruggen van deze kloof te vergemakkelijken, hebben verschillende groepen van Nederlandse bedrijven samenwerkingsverbanden opgericht. Rabobank Nederland neemt zelf deel aan twee van deze verbanden, te weten Cl AD (Holland Association of Cooperatives for International Agricultural Developmenten ABGH (Agribusiness Group Holland). Ze is geen lid van Dutch ABC (Dutch Agri Business Consortium), maar voert wel het secretariaat van deze groep. Er bestaan overigens nog meer bedrijvenbundels, onder andere de organisatie Green Holland. In dit artikel zal met name worden ingegaan op de activiteiten van Cl AD, waarvan ondergetekende secretaris is. Aanbod en kennis Kloof tussen vraag en aanbod 41 angezien de meeste ontwikke- lingslanden worden geconfron- teerd met een hoge bevolkings toename, is men genoodzaakt de land- bouwproduktie op te voeren, indien moge lijk zelfs met een hoger percentage dan die bevolkingsgroei. De landbouwproduktie kan men verhogen door meer land in cul tuur te brengen, ofwel te trachten een ho gere opbrengst per hectare te realiseren. Uitbreiding van de hoeveelheid landbouw grond is echter in veel gebieden, met name Zuidoost-Azië, maar ook in veel Afrikaanse en Latijns-Amerikaanse gebieden niet meer mogelijk. Ook kan men proberen de verliezen na de oogst te verminderen en de afzet van het landbouwprodukt te verbete ren. In de westerse landen is de opbrengst per hectare vaak een veelvoud van de op brengst, welke in veel ontwikkelingslanden bereikt wordt. In Nederland worden vaak zelfs nog hogere opbrengsten per hectare gehaald dan in andere westerse landen, omdat de landbouw hier intensiever is dan in bijvoorbeeld in Frankrijk of de Verenigde Staten. Met de kennis die in Nederland op land bouwkundig en agro-industrieel gebied ontwikkeld is, kan in veel streken van de wereld de geldopbrengst per hectare wor den verdubbeld. Daarom is er vraag vanuit de ontwikkelingslanden naar die kennis, die zich op verschillende manieren mani festeert. Hier komen we later op terug. In de ontwikkelde landen - ook in Neder land - is een groot reservoir van kennis met betrekking tot de gehele bedrijfsko lom van de landbouw. Dit betreft dus de toeleverende schakel van de bedrijfskolom (zaaizaad, bestrijdingsmiddelen, veevoer, fokvee etc.), de landbouwproduktie zelf en de afzet met alles er omheen (onderzoek, voorlichting, financiering, etc.). Deze ken nis is echter sterk versnipperd over vele be drijven, overheids- en semi-overheidsin- stellingen, stichtingen, verenigingen etc. Ten einde hun omzet op peil te houden, of zelfs te vergroten, richten veel Nederland se agro-industriële bedrijven zich op het buitenland, met name op de ontwikke lingslanden. Deze bedrijven bieden echter slechts een onderdeeltje aan van de 'hard ware' of 'software' welke nodig zijn voor het opbouwen van een doeltreffende land bouw in die landen. In Nederland valt dat versnipperde aanbod niet op, omdat de organisaties' elkaar aanvullen, maar in ont wikkelingslanden is dat vaak wél het pro bleem. Men kan daar veelal niet volstaan met alleen fokvee te verkopen. Men heeft veelal ook behoefte aan een veevoederfa briek, stallen en een zuivelafzetapparaat. Daarnaast kan er behoefte bestaan aan nieuwe grasvariëteiten etc. De vraagsitua- tie in de ontwikkelingslanden roept derhal ve aan de aanbodkant in de ontwikkelde landen een bundeling op van de aanbie ders van agro-industriële 'hardware' en 'software'. De vraag in de ontwikkelingslanden en het aanbod uit de ontwikkelde landen ontmoe ten elkaar slechts zeer ten dele om de volgende redenen. Voor veel bedrijven zijn de kosten te hoog om de projectenmarkt in de ontwikkelings landen te bewerken. Voordat een contract van enige omvang getekend kan worden, moeten verscheidene bezoeken aan de potentiële opdrachtgever gebracht zijn. Een vertrouwensrelatie moet worden op gebouwd. Tussen het eerste contacten het tekenen van het contract verstrijken soms jaren, zonder dat het bedrijf in kwestie hier enige vergoeding voor ontvangt. De bedrijven moeten een vertaalslag ma ken van de situatie in het eigen land naar die in het ontwikkelingsland. Een zuivelfa briek in Nederland is iets heel anders dan een zuivelfabriek in bijvoorbeeld Egypte. De afzet van melk gaat ook heel anders. In een ontwikkelingsland heeft men name lijk te maken met heel veel kleine melk producenten en veel kleine straatventers, die de melk verder distribueren. Ook de produktenmix is in een ontwikkelingsland geheel anders. Men moet bedenken dat melk zelf vaak al een luxe-produkt is. Eenzelfde verhaal geldt voor veevoeder, landbouwwerktuigen, landbouwkrediet- projecten etc. Het is duidelijk dat hierdoor aparte eisen aan de kennisoverdragende

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1983 | | pagina 22