Een kostbaar bezit Subtiel Interview met Biesheuvel Omdat Biesheuvel indertijd, naar ik vermoed, als landbouw/water staat-man in het Bestuur van Utrecht gekomen is, vraag ik hem of de plaats van de landbouw bij ons erg verscho ven is vergeleken bij vroeger. Ons terrein is immers veel breder geworden. De steden en daarmee de niet-agrarische bedrijven en de industriële sfeer zijn sinds 1966 volledig tot onze activiteiten gaan behoren. Vooral na de fusie beleefden we een enorme expansie. Biesheuvel:'Dat laatste is zeker waar. Toen we met de fusie begonnen hadden Eindho ven en Utrecht samen een balanstotaal van 10 miljard. We dachten toen dat we over een jaar of acht misschien wel eens 30 mil jard konden halen! En nu, 1 3 jaar na de fu sie, is het al 110 miljard.' 'Maar is de landbouw daardoor te kort ge komen? Is die door ons verwaarloosd? Bepaald niet! Ik beweer altijd dat de land bouwsectoren - en ik noem maar een paar heel belangrijke: de veenkoloniale aardap pelen, de glastuinbouw, de grote zuivelfa brieken - nooit bij de handelsbanken zo'n gehoor hadden gevonden als bij ons. Die hebben behoefte aan een coöperatieve ba sis en die hebben met name ook door fi nanciering van de coöperatieve banken hun kansen gekregen en gegrepen. De an dere banken willen nu wel een beetje mee gaan doen, maar wat onze organisatie aan land- en tuinbouwfinanciering gedaan heeft en nog steeds doet, dat hadden ze nooit aangedurfd. Tk zou het een boer ook nooit aanraden naar een andere bank dan de Rabobank te gaan. Want als het fout gaat, staan ze daar veel eerder klaar met 'de kredietkraan dicht' dan bij ons. Ik ken wel een paar boe ren, die van onze bank naar een andere overgegaan zijn. Die zijn dan ingefluisterd, dat je bij een coöperatieve bank aanspra kelijk gesteld kunt worden. Wanneer is dit ooit gebeurd? Hoe miniem is die kans, ge zien onze solvabiliteit! Ook zijn sommige boeren bang, dat ze in de bestuurscolleges van hun bank over de tong gaan en dat hun privézaken naar buiten lekken. 'Dat kan natuurlijk wel eens voorkomen. Je vindt voor 900 banken nu eenmaal geen 2700 ideale bestuurders. Er zal wel eens een verkeerde bijzitten, die net als een ou derling buiten de kerkeraad praat over din gen, waar hij zijn mond over moet houden. Maar die enkele uitzondering daargelaten, heb ik in al deze jaren ervaren, dat we bij onze banken een prima stel mensen in onze besturen hebben. Wij aldus hebben echt een ver doorgevoerde democratie. Dat mis je bij de andere banken.' Goede bestuursleden! Biesheuvel kent de waarde daarvan voor een coöperatieve bank. Een waarde, die niet alleen van enorm belang is voor de leden en cliënten, maar ook, vooral nu het bankbedrijf zoveel inge wikkelder is geworden, voorde directies van onze banken. In 1968 zei Biesheuvel ons reeds 'altijd weer getroffen te zijn door het feit, dat zoveel mensen met zulk een goede instelling en zo grote persoonlijke inbreng aan een gemeenschappelijke zaak als onze organisatie hun krachten willen geven.' Staat hij nog achter die woorden? 'Helemaal! En ik ben er niet pessimistisch over dat we zulke mensen ook in de toe komst zullen kunnen aantrekken. Nee, we moeten niet zeggen, dat het zo moeilijk is zulke mensen te vinden. Dat komt natuur lijk wel eens voor, maar ga er op uit: weet ze te vinden! Er zijn genoeg bekwame men sen, die als ze gevraagd worden, graag hun bekwaamheden in dienst van een Rabo bank willen stellen. Zo'n Rabobank is ten slotte ook niet meer 'dat boerenleenbank- je' van vroeger. We mogen er zijn! Het is een uitdaging daarvoor te werken, zeker nu aan de bekwaamheden hogere eisen ge steld moeten worden dan vroeger het ge val was. Een goed bestuurslid met een goede opleiding kent de verhoudingen. Een directeur mag nog zo'n haaievin zijn, het bestuur geeft toch de hoofdlijnen van het beleid aan. Nee, ik ben niet pessi mistisch over de mogelijkheid om bij onze banken de bestuursplaatsen goed bezet te houden. Ik zie de mensen wel belangstel ling voor de politiek verliezen, maar nog niet voor het geldwezen!' Dat was een typisch Biesheuveliaanse ont boezeming. Die zaak gaat hem dan ook aan het hart. Net als onze over/egpraktijk met de Centrale Kringvergadering, zoals die in de loop der jaren als vanzelf gegroeid is. Bies heuvel is er enthousiast over. 'Ja, ook dat is onze democratie. Die is mis schien in geld uitgedrukt wel een beetje kostbaar, maar dat moeten we er voor over hebben. Want het is ook een kostbaar be zit, waar we overal in deze tijd mee voor de dag kunnen komen. Die CKV vind ik een mooi parlement. Eigenlijk zou ik er wel wat voor voelen om onze Algemene Vergade ring door de CKV te vervangen. Al zitten daar natuurlij kook weer bezwaren aan. Het is voor mij een weldadige ervaring hoe door de CKV deskundig wordt meege sproken over heel belangrijke zaken en ook hoe de leden van de hoofddirectie telkens weer de CKV weten te inspireren. De CKV heeft ons respect en de Raad van Beheer heeft altijd ernstig rekening gehouden met wat daar te berde wordt gebracht. In die lijn moeten we absoluut doorgaan! Ik ben er niet bang voor of dat zal gebeuren ook.' Biesheuvel wil er niet zo zwaar aan tillen dat de belangstelling van de individuele leden voor vergaderingen van hun bank in de loop van de jaren minder geworden is. 'Dat zie je overal, bij verenigingen, kerken, politieke partijen enz. Het kijkkastje is mijns inziens de schuldige. Toen ik uit het westen naar het oosten ging viel me eerst wel op, dat de mensen daar meer bij de or ganisatiekant van onze banken geïnteres seerd waren. Maar dat liep allengs ook wat terug. Niet te veel këbaal over maken. Met allerlei cadeautjes sleep je de mensen niet mee. Gewoon doorgaan. Maar laten onze banken wel wat inventief zijn, door hun vergaderingen voor echte belangstellenden interessant en de moeite van het bijwonen waard te maken. Ook dat hoort bij die coöperatieve democratie, leder moet weten dat hij welkom is.' En de verhouding centrale bank-aangeslo- ten banken? Is die wezenlijk veranderd in de zeventien jaar, waarin Biesheuvel vanuit Bestuur/Baad van Beheer de zaken aan de top heeft meegemaakt? Zo'n vraag is niet met een simpel ja of nee te beantwoorden. Maar Biesheuvel wit er toch graag iets over zeggen.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1983 | | pagina 18