Agrarische financiering dat Frankrijk 1 6 x zo groot is als Nederland en slechts 4x zoveel inwoners heeft, waar van er alleen al 1 8 10 miljoen) in de agglomeratie Parijs wonen. Dit heeft infra structurele gevolgen, die mede aanleiding zijn voor regionale verscheidenheid in ont wikkeling. Voor de agrarische sector bete kent dit, dat er met betrekking tot de .be drijfsopvolging een sociaal-maatschappe lijk probleem ontstaat, doordat bepaal de gebieden ontvolken en erop den duurte weinig bedrijfsopvolgers zijn. Dit bergt het gevaar in zich dat deze gebieden in agra risch opzicht gaan verpauperen. Dit nu wil de Franse overheid voorkomen en in dat licht moet mijns inziens haar politiek, ge richt op rentesubsidies, eventueel aange vuld met extra subsidies en vestigingspre mies (vergelijkbaar met onze WIR) voor minder aantrekkelijke gebieden, worden gezien. Aanzienlijke overheidsinvloed FHier blijkt een wezenlijk verschil met de op- volgingsproblematiek in Nederland. In ons land ligt het probleem veel meer in het vin den van overnamekandidaten die niet al leen over voldoende kennis en kunde moe ten beschikken, maar ook kapitaalkrachtig genoeg moeten zijn om de overname te realiseren. Bij dit alles moet worden be dacht, dat de grondprijs in Frankrijk, al thans in Bretagne, omgerekend minder dan de helft bedraagt van die in Nederland. Je zou daarom kunnen zeggen, dat de be drijfsovername in Frankrijk meereen maat schappelijk probleem is en in Nederland meer een financieringsprobleem, als ge volg van de in ons land voor de agrarische sector zelfs bij de overname relatief hoge grondprijs. De bank die in Frankrijk de agrarische sec tor financiert is de Crédit Agricole. Deze in stelling, die in grote lijnen bestaat uit de Caisse Nationale du Crédit Agricole (CNCA, een publiek lichaam) met daar naast de Fédération Nationale du Crédit Agricole (FNCA) als belangenbehartigen- de vereniging, ruim 90 regionale en onge veer 3000 lokale banken, lijkt op onze Rabobankorganisatie. Toch zijn er enkele markante verschillen. Zo is de overheidsinvloed bij deze Franse bankinstelling aanzienlijk. Een deel van de leden van de beheerscolleges van de CNCA worden door de Staat benoemd. Nationalisatie daarvan werd door de huidi ge regering, in tegenstelling tot bepaalde andere bankinstellingen, zelfs niet nodig geacht. De CNCA geniet diverse privileges, onder meer het exclusieve recht om de vaak gunstige leningen van de overheid richting agrarisch bedrijfsleven en wo ningsector te mogen doorsluizen. Voorts is de financiering van de agrarische sector voorbehouden aan de Crédit Agri cole en verder zijn er nog diverse terreinaf- bakenende regels bij het aantrekken en uit zetten van middelen, zowel naar aard, om vang als regio. Meer toegespitst op de financieringsactivi teit valt het in vergelijking met onze bank op, dat de lokale banken in eerste instantie fungeren om middelen aan te trekken ten behoeve van de regionale bank. Een finan cieringsbevoegdheid van betekenis heeft de lokale bank in Frankrijk niet. Deze ligt in feite bij de regionale bank, die duidelijk verder van haar 'klant' afstaat dan bij ons, hetgeen mijns inziens mede wordt beïn vloed door de infrastructurele gevolgen van de omvang en dichtheid van de bevol king in Frankrijk in vergelijking met Neder land. Mijn indruk is, dat dit gemis aan intensiteit van het relatiebeheer nadelige consequen ties heeft. De bij herhaling gestelde vraag, of wij in Nederland onze leden wel zo goed kennen, dat bij het opstellen van liquidi teitsbegrotingen een redelijke zekerheid bestaat dat niets is 'vergeten', spreekt in dit verband voor zich. In Frankrijk kan de bank in vele gevallen (zo niet in de meeste) de beoordeling niet baseren op boekhoud- gegevens, daar deze noch aanwezig, noch noodzakelijk zijn vanwege het sterk forfai taire karakter van het belastingsysteem. Bij omvangrijke financieringen wordt het voe ren van een deugdelijke boekhouding ove rigens steeds meer een voorwaarde. Maar dan blijft er toch nog het nadeel, dat ont wikkelingsplannen en rentabiliteitsbegro- tingen niet door bankmedewerkers wor den opgesteld, maar bijvoorbeeld door functionarissen van de zogenaamde Chambre d'Agriculture (het Landbouw- huis). Met andere woorden de Crédit Agri cole beschikt niet over eigen branchege- specialiseerde adviseurs. Dit laatste is er wellicht mede de oorzaak van, dat de financieringen, ook voor grond, een nogal objectmatig karakter hebben en minder dan in onze benadering beoordeeld worden in samenhang met de totale be- drijfsanalyse. Valt deze in ons land positief uit dan ondervindt het financieringsinstru mentarium, inclusief een eventuele over- heidsgarantie (BF), in beginsel geen be lemmeringen. Tekenend is in dit verband de gedachte van Franse zijde, dat het al of niet toepassen van tophypotheek in Nederland bij grond gebonden bedrijven in eerste instantie wordt bepaald door de kwaliteit van de grond in plaats van door de kwaliteit van het bedrijf. Opvallend is ook, dat in Frankrijk aflossin gen op de financiering van duurzame pro- duktiemiddelen (zoals grond) geen samen hang vertonen met de afschrijvingen. Overname- en grondfinancieringen met looptijden van 50, respectievelijk 70 jaar kent men dan ook niet, terwijl die op be drijfseconomische gronden alleszins aan vaardbaar zouden zijn. In het algemeen kan de conclusie worden getrokken, dat men in Frankrijk de oplos singen bij (overname)financieringen meer zoekt in de subsidie van de rente dan in een met de afschrijvingen parallel lopende aflossingsmethodiek. Tot nu toe werd bij stijgende rente, uitgaande van een vast rentepercentage voor de boer, het oplo pend verschil geheel voor rekening van de Staat genomen. Gezien de precaire finan ciële positie van de Franse overheid geeft dit steeds meer problemen en deze is blijk baar van plan het verschil voor rekening van de ondernemer te brengen. Die oefent op zijn beurt weer druk uit op de Crédit Agricole met als motivering, dat zij immers de bank voor de agrariër is. Intussen lijkt ook een discussie op gang te zijn gekomen, om de mogelijkheid te onderzoeken tot vorming van een Grondbank op basis van aandelen. Goede opleidingsprogramma's Wat de vorming van de toekomstige on dernemer betreft, wordt in Frankrijk hard gewerkt aan goede opleidingsprogram ma's. FHet INPAR is er een goed voorbeeld van. De overheid verleent hieraan een be langrijke financiële bijdrage. De Crédit Agricole is daadwerkelijk bij de opzet en uitvoering van de opleidingspro gramma's betrokken, zowel lokaal als re gionaal. Gezien het programma van het INPAR kan geconcludeerd worden, dat hier sprake is van een degelijke opleiding, die niet alleen onderricht in technische en bedrijfseconomische aangelegenheden omvat, maar ook in nationale en internatio nale politieke en economische ontwikke lingen, welke de agrarische sector raken. Voor mijn gevoel is deze cursus, gezien het programma, te vergelijken met onze agra rische EVTO'-cursussen. Wellicht is de opzet nog breder. Ik leid dit o.m. af uit het feit, dat men voor deze opleidingsdoelein den een afzonderlijk opleidingsinstituut heeft. Uit de opleidingsbehoeften blijkt wel, dat ook in Frankrijk de kwaliteit van de onder nemer steeds meer centraal staat. Van kwaliteit van producent en produkt zal de landbouw het immers moeten hebben. Dat heeft in Nederland altijd vooropgestaan. De vergelijking tussen beide landen is ove rigens pas compleet als behalve de wijze van financieren ook andere zaken (fiscali teit, stimuleringspremies, etc.) daarbij be trokken zouden worden. Geen verwijten maken Wat hier ook van zij, verschillen in aanpak tussen beide landen kunnen niet als van zelf tot de conclusie leiden dat de Neder landse agrarische sector verweten mag worden dat zij bezig is op kunstmatige wij ze markten te verwerven. Ik hoop in ieder geval, dat het door mij op de studiedag in Rennes uiteengezette praktijkvoorbeeld over de financiering van de bedrijfsoverna me in Nederland en de daaropvolgende discussie over onze benadering van de financiering van de agrarische sector, een bescheiden bijdrage heeft geleverd aan het uit de weg ruimen van mogelijke Fran se misverstanden daarover. Economische Vorming Toekomstige On dernemer

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1983 | | pagina 16