golven aan bod. Perloden van welvaart, re
cessie, depressie en herstel wisselen elkaar
af. De hamvraag, of we nu ongeveer aan de
hoopvolle, doch nog moeizame herstelpe
riode toe zijn, dan wel of de depressie nog
zal voortduren, bleef nog wat in het onzeke
re hangen. Volgens het conjuncturele spoor
boekje is het herstel dichtbij of al aangebro
ken. Er zijn tekenen die daarop wijzen. An
derzijds moeten we oppassen de wens niet
te veel tot de vader van de gedachte op
te vijzelen, want er is ook nog reden om
voorhands te twijfelen aan het doorzetten
van het ontwaarde herstel. Van belang was
in ieder geval te horen hoe de conjuncturele
fases het sparen beïnvloeden. Daarbij is het
merkwaardig dat de besparingen het ver
loop van de produktie met enige vertraging
volgen. Als de recessie opdoemt daalt het
inkomen, maar het bestedingspatroon blijft
nog enige tijd afgestemd op het patroon van
de al voorbij zijnde voorspoedfase. Daardoor
nemen de besparingen af. Deze bereiken
hun dieptepunt pas aan het eind van de
depressiefase. Vervolgens kruipen ze in de
herstelfase aanvankelijk zeer geleidelijk iets
omhoog, om ten slotte aan het eind van een
welvaartsfase weer hun hoogtepunt te be
reiken. De intensiteit van de spaarneiging,
wel te onderscheiden van de spaarcapaci-
teit, is kennelijk sterk afhankelijk van de
doorwerking van heersende goede of kwade
inkomstenverwachtingen en van de mate
van (on-)zekerheid die een fase wekt.
Hoe moet nu in onze tijd van stagna
tie het spaarbeleid zijn? Het Scheve-
ningse internationale (spaar-)bank-
gezelschap werd met klem voorgehouden
zich te richten op de behoeften van de spaar
ders. En daar kornt heel wat bij kijken, want
die behoeften zijn veel geschakeerder dan
we vroeger met ons appeltje voor de dorst
wel eens dachten. Zij wisselen met de con
juncturele fase, maar binnen zo'n fase ook
weer met de leeftijdsfase en de inkomens
klasse. Stagnatie in de economie hoeft in ie
der geval nog geen stagnatie op de spaar-
markt te betekenen.
Voor ons als Rabobanken was het goed te
merken, dat de behoeften van de spaarders
centraal werden gesteld. Dat is vanouds ons
uitgangspunt en wij zijn door het gehoorde
bevestigd in de overtuiging, dat wij met ons
spaarbeleid op de goede weg zijn.
Ja, die verschillende behoeften. Vaak is er
alleen maar de behoefte om geld 'vrij, op
korte termijn beschikbaar' op een spaar
boekje aan te houden. Een hogere behoefte
wordt het echter als men in zijn spaargeld
een soort buffer ziet tegen onheilen, die 'wel
eens zouden kunnen gebeuren'. Ziekte,
werkloosheid, vermindering van inkomen of
van sociale uitkeringen zijn er een paar voor
beelden van. Dit is de meest voorkomende
behoefte en wordt door de grootste groep
spaarders als spaarmotief genoemd. Een
wat kleinere groep spaart voor een bepaald
doel. Dat kan zijn voor een huis, een auto of
heel algemeen voor de oude dag. Ten slotte
is er een nog kleinere groep, die in de geluk
kige omstandigheid is te sparen voor de vor
ming van een, meestal bescheiden, vermo
gen, dan wel het sparen gebruikt bij het be
heer van dat vermogen.
Het is duidelijk, dat die groepen over de ver
schillende leeftijdsklassen ongelijk verdeeld
zijn en dat de behoeften aan sparen ook an
ders gekleurd zijn al naar gelang de inko
mensklassen. Een goed spaarbeleid bete
kent dan ook de behoefte van de individuele
spaarder zo goed mogelijk onderkennen!
Het spaarbeleid werd aardig uitgewerkt aan
de hand van drie verschillende inkomens
groepen: de lagere, de doorsnee en de hoge
re. Bij de eerste groep is de spaarmotivatie
gewoonlijk bijzonder hoog. Men wil zich zo
veel mogelijk indekken voor noodgevallen.
Door de stagnatie wordt deze drang ver
sterkt, hoewel anderzijds de spaarcapaciteit
kan afnemen. Deze groep heeft behoefte
aan een overzichtelijk, gestandaardiseerd
pakket van spaarmogelijkheden. Het moet
vooral niet gecompliceerd lijken, de
spaarder moet er direct door aangesproken
worden.
Een zekere spaar'dwang' en ook 'zelfbedie
ning' (automatisering) is zelfs welkom.
De tweede groep, huishoudens met een
doorsnee inkomen, eisen een gedifferen
tieerdere aanpak. Zij neigen er toe op lange
re termijn te denken, hoewel ook velen van
hen bij het korte-termijnsparen belang heb
ben. Bovendien zijn zij veelal weinig rente-
gevoelig. Vermogensspaarders en zgn.
'angstspaarders' komen beide in de groep
voor. Vooral omdat hier de levensfasen, bijv.
gezinnen met opgroeiende kinderen t.o. ou
deren, een belangrijke rol spelen, is voor een
deel van deze groep een individuele advise
ring vaak onmisbaar. Het vertrouwen tus
sen cliënt en bank gaat hier ook sterk spre
ken. En wat de automatisering en de moge
lijkheden van 'home-banking' betreft is een
waarschuwing op zijn plaats: 'Degenen, die
te veel in de media van de toekomst geloven,
moeten beslist de traditionele afzetmoge
lijkheden niet, als waren die al fossiel ge
worden, verwaarlozen'. Door automatise
ring loopt, als hij te ver gaat, een bank het
gevaar dat ze het persoonlijk contact ver
liest. Iets, waar ook vele spaardiënten toch
behoefte aan blijven hebben. Voor ons
Rabomensen zijn ook dat bekende geluiden.
De laatste groep, die met een hoger inko
men, heeft waarschijnlijk al de andere inko
mensstadia doorgelopen. Hier moet van de
zijde van de bank het volle accent op de indi
viduele advisering liggen. Vaak zal er door
lopende begeleiding bij de keuze tussen de
verschillende bancaire mogelijkheden ge
wenst zijn. Naast de vermogensvorming
komt bij deze groep vooral het vermogens
beheer in het vizier.
Geheel nieuw was dit alles voor ons
niet. Wij zijn in eigen huis reeds eer
der tot de conclusie gekomen, dat de
spaaraanpak zich meer op die punten moet
toespitsen, die aansluiten bij de typische be
hoeften van de verschillende soorten spaar
ders. Dit betekent o.a. enerzijds stan
daardisering, maar anderzijds ook behoud
van de mogelijkheid om persoonlijk via de
bankadviseur zich te kunnen laten beraden.
Dat zijn mee de twee hoofdlijnen, waar
langs ons retailbeleid zich over de jaren '80
beweegt.
De 'oude kous'is allang uit het sparen ver
dwenen. Het effect van het sparen straalt
immers uit over de gehele nationale econo
mie en vindt daar de stimulans of de weer
slag van. Natuurlijk was ook dit op het con
gres te merken. Het pleit werd zelfs ge
voerd voor een politiek die de zich ver
antwoordelijk voelende burger een premie
op het sparen in het vooruitzicht stelt, in
plaats van zich te veel op een te ver doorge
voerde staatsvoorziening te richten.
Lardinois zei het nog anders: besparingen
zijn absoluut noodzakelijk voor het econo
misch herstel. Daarvoor moet de rol van de
spaarder groter worden. Het is ook aan
vaardbaar, dat er meer risico gelopen wordt.
De particuliere besparingen moeten ook niet
te veel door de overheid gebruikt worden om
haar eigen tekorten te dekken. Het spaarre-
servoir kan volgens Lardinois in deze tijd ook
een bron zijn voor het ter beschikking ko
men van risicodragend vermogen. De in
Frankrijk en België genomen maatregelen
bewijzen dat particulieren wel degelijk be
reid zijn om risico te lopen. Noodzakelijke
voorwaarden is dan wel dat de overheid
passende begeleidende fiscale maatregelen
neemt. Ook in Nederland is daar volgens
Lardinois behoefte aan maar dan moet er
daarbij wel veel meer naar de rol van de
banken worden gekeken. Die zijn immers
uitstekend in staat vanuit het spaarreservoir
de stroom naar een risico dragende kapi
taaldeelname te kanaliseren.
Dit is dan weer een ander aspect van het
sparen. We raken voorlopig niet uitgepraat
over dat oude vertrouwde verschijnsel.
JRH