Het boek voor,
Man en Paard
Man en Paard
Man en Paard
Man en Paard
Man en Paard
Man en Paard
wel in. Maar tegelijk doet zich dan toch de
Man en
Paard
Die titel siert de opstellenbundel waarmee,
als feestgave, de heer Mertens werd ver
rast toen hij op die gedenkwaardige don
derdagmiddag 2 juni 1983 voor het front
van onze Algemene Vergadering het voor
zitterschap van de Raad van Beheer had
overgedragen. Een kloek boek, met op het
omslag paard en ruiter, die zichtbaar sprin
gen naar een verte waarover in dit werk
geen nader uitsluitsel is te vinden, ook
niet op de binnenflap.
Dat boek is ook een verhaal van vlees en
bloed. Mertens heeft wel eens gezegd dat
wij in ons land de enige bank vormen
die zich organisatie noemt. Dat wit zeggen:
een bank die draait om mensen, werkelijk
in die zin dat niet de materie onze laatste
bewegende reden is. Mensen dragen na
men - in die zin vormen we als coöperatieve
organisatie een wezenlijk tegenbeeld van
de naamloze vennootschap. Onze 'venno
ten'-leden, cliënten, deelgenoten, partners
in een economisch geïnspireerd samen
werkingsverband dat wij coöperatie noe
men - kunnen in velerlei gedaante gaan.
Ook de coöperatieve bankorganisatie kent
haar apostelen, maar niemand zal kunnen
zeggen dat het naamlozen zijn. Ze zijn ge
kend - bij naam en toenaam - zoals zij en
wij elkaar ontmoeten in onze vergaderingen
en verstandhoudingen, in onze discussie
en meningsverschillen en - niet te verge
ten - in onze besluiten.
Die titel draagt ook het bronzen beeld van
A/bert Termote dat nu staat opgesteld in
de binnentuin van het Utrechtse hoofdkan
toor van Rabobank Nederland en dat in
1948 door de Raiffeisenbanken van des
tijds ten geschenke werd gegeven aan hun
centrale bank, toen vijftig jaar oud.
Die titel doet bovendien denken, als ik mij
wel herinner, aan de 'Raiffeisenbode' van
weleer, het maandblad van de Utrechtse or
ganisatie, dat plaats bood aan een rubriek
onder dat opschrift waarin kritische gelui
den uit de organisatie zwart op wit werden
afgedrukt, vergezeld van een beantwoor
dend commentaar, beiderzijds rakend aan
de rand van de toenmaals passend ge
dachte vrijmoedigheid. Die spanning is in dit
boek niet meer te bespeuren.
Dat is de titel nu van een boeiend boek en
van een mooi boek ook. Fijn om in de hand te
hebben, fraai van opzet en formaat en let
ter en bladspiegel. Een boek van Mart Kem-
pers, dat is te zien. En te lezen is er voor me
nig liefhebber een schat van eigentijdse his
torie, met kiesheid gegroepeerd rondom de
man die veel van die geschiedenis met eigen
hand mede heeft gemodelleerd, maar
eigenlijk te beschouwen als ruwe schets van
een tijdsbeeld, hier en daar specifiek van ac
centen voorzien, vooral a/s het gaat om de
landbouw en de ontwikkelingsgang van on
ze coöperatieve bankorganisatie.
Het boek vermeldt, tegen bovenstaande
achtergrond bezien, eigenlijkopvallend wei
nig namen. Anderzijds, wie zo'n stuk ge
schiedenis aan zijn oog voorbij ziet trekken,
vult welhaast werktuiglijk de namen toch
behoefte voelen aan een meer volledige en
een minder incidentele geschiedschrijving.
Zo is het althans mij vergaan.
Bijvoorbeeld, het boek begint daarmee, bij
het fusieverhaal van dr. A. J. Verhage, een
heel persoonlijk relaas waarin de spanning
van destijds - kom-je-nou-wel-of-kom-je-
nou-niet-uit-je-hok - nog bijna trillend voel
baar is, maar waarin heel weinig blijkt van
de innerlijke roerselen van de Utrechtse par
tij. De Eindhovense verhoudingen legt hij,
naar mijn gevoel, aardig bloot, al weet ik
daar uit eigen ervaring nauwelijks iets over
te bevestigen. En hoe lag dat in de Utrechtse
binnenkamerMoeten we van die unieke
fusie, nu de spelers van het spel gelukkig na
genoeg allemaal nog leven, niet echt de ge
schiedenis eens gedetailleerd trachten te
schrijven? Verhage dringt daarop aan. En ik
zou daaraan willen toevoegen: niet alleen
vanaf de tekentafel van de architecten, maar
ook uit de gezichtshoek van de aangesloten
banken.
Mr. H. J. A. E. M.
Klarenbeek