3
Igemene
ergaderin
Adviesraad op basis van
ons gemeenschappelijk
belang
Ik heb dat ervaren
hebben we geleerd, dat er ook veel ge
vraagd mag worden, en dat telkens weer
de bij de tijd passende eigenschappen
naar voren komen.
bank het 'eigene', iets dat ook in de ogen
van hun cliënten en leden bij hen hoort. In
een streekbankconceptie zouden we die
waarden heel snel missen en ontdekken
dat wij onze goede, coöperatieve werkwij
ze ingeruild hebben voor iets, dat ook uit
zakelijk oogpunt verlies betekent. Boven
dien zou ik in dit verband willen opmerken,
dat het argument, dat wel eens wordt aan
gevoerd, dat deze vorm van schaalvergro
ting bedrijfseconomische voordelen met
zich mee brengt, niet opgaat. Dat blijkt dui
delijk uit de rentabiliteitsoverzichten van
de aangesloten banken.
Dat wil niet zeggen, dat er hier en daar niet
banken kunnen samengaan. Nog steeds is
er een aantal banken, dat eigenlijk te klein
is om alleen zelfstandig voort te bestaan. In
zulke gevallen is het goed met een naburi
ge bank samen te gaan. Dat wordt nu lang
zamerhand zekertijd voorde enkele raiffei-
sen- en boerenleenbanken, diesindsdefu-
sie - hoe lang is dat geleden! - in dezelfde
plaats nog steeds naast elkaar en los van
elkaarzijn blijven werken. Ik vind, dat dit nu
lang genoeg geduurd heeft: heren, kom tot
elkaar, zoals zovele van uw zusterbanken
allang hebben gedaan!
Op heel ander gebied levert onze organisa
tie als geheel thans een goed, nieuw voor
beeld van dat tot elkaar komen. U weet hoe
we geworsteld hebben met de vraag of er
een Centrale Ondernemingsraad, een
COR, moest komen. We hebben bewust
gekozen voor een CAAR (Centrale Advies
raad Arbeidsaangelegenheden Rabobank-
organisatie). Ik meen, dat die CAAR bij ons
past en meen ook dat het een lichaam van
gewicht zal worden. In samenstelling en in
positie zal ze niet voor een COR hoeven on
der te doen. Wij zullen er natuurlijk aan
moeten wennen, evenals de toekomstige
leden van de CAAR, maar omdat én de
werkgeversvertegenwoordigers én de
groep werknemersvertegenwoordigers al
len tot de Rabogemeenschap behoren,
mogen en moeten we allen vertrouwen in
de CAAR hebben. Nu de technische, maar
niet onbelangrijke moeilijkheden van de
verkiezing van CAAR-leden vrijwel opge
lost zijn, verwacht ik dat we binnen afzien
bare tijd heel concreet over de CAAR zullen
spreken en er van zullen horen. Het is een
Adviesraad met een éigen plaats, zowel
voor werkgevers als werknemers. Binnen
een organisatie als de onze wil dat zeggen,
dat de leden van de raad hun meningen
ook aan het gezamenlijke belang zullen
willen toetsen. En het betekent ook dat wij
het advies van de CAAR zeer serieus zullen
nemen.
De jaren zestig en zeventig liggen duidelijk
achter ons. De groei uit die tijden hebben
wij als Rabobanken uitstekend opgevan-
gen en verwerkt. Het vereiste slagvaardig
heid, aanpassing en organisatiedicipline.
Diezelfde eigenschappen hebben we ook
nü nodig. Als u maar bedenkt, dat het nu
om een nieuwe aanpak gaat, een heel an
dere aanpak dan vroeger. We leven im
mers in een tijd van afgenomen groei. Een
periode van stabiliteit doet een beroep op
heel andere bekwaamheden en inspannin
gen dan een periode van alsmaar aanhou
dende expansie. Dat geldt ook voor de
voortgaande automatisering. Ook die ont
wikkelingen vragen aangepaste kwalitei
ten. Wij zullen de mogelijkheden van de
nieuwe technologieën goed moeten be
nutten. We moeten ze niet beschouwen als
een bedreiging, maar als bron voor betere
dienstverlening en voor efficiënter werken.
In die zin worden uw eigenschappen, kun
de en inzicht thans en in de toekomst da
nig op de proef gesteld. Er wordt véél ge
vraagd van onze besturen, directeuren en
van ons personeel. Maar in het verleden
Ik heb dat ervaren in de jaren, dat ik deze
plaats onder u mocht innemen. Van
daaruit zeg ik met overtuiging: onze
Rabobankorganisatie heeft een grote
toekomst!