Taak naar leden toe Blijvend geënt op plaatselijke gemeenschap Rede van de heer C. G. A. Mertens naar toe werken'. In ons geval betekent dit m.i. het beoefenen van een bankbedrijf, dat zijn leden en cliënten zo goed mogelijk en op faire wijze van dienst wil zijn en dat daarvoor zelf een gezond bedrijf moet zijn en blijven. Het betekent ook, dat we het coöperatieve, het samenwerken, gestalte geven door overleg en onderling vertrou wen en openheid onder elkaar. Deze Alge mene Vergadering is daarvan één van de vele uitingen. Het zijn uiteindelijk deze ogenschijnlijk simpele - maarzeer virulen te! - waarden, die de coöperatie haar eigenlijke kenmerk geven. Men kan er on getwijfeld meer noemen, dan ik gedaan heb. Men kan ook de eenvoud daarvan met zeer ingewikkelde gedachten gaan uitdie pen, maar de kern blijft: samen ergens aan werken! leder onzer weet, wat dat inhoudt en betekent. In deze lijn voortgaand, wil ik het coöpera tieve ter sprake brengen, zoals dat in onze organisatie tot uiting komt. Ik kies daar voor twee verschillende toetsingsterrei nen. Het eerste is de 'coöperatieve wer king' van de plaatselijke bank naar de cen trale bank toe. De omgekeerde richting hoort er natuurlijk ook bij. Naar mijn me ning werkt dit bevredigend. Want de over- leglijnen tussen lokale bank, kring en Cen trale Kringvergadering vertonen een zeer levendig verkeer. Alle hoofdpunten van ons 'samen doen' komen langs die wegen aan de orde. Het is een typische Rabo- werkwijze, waar we te zamen spijkers met koppen mee kunnen slaan. Geen enkele andere bankinstelling kent een zo brede betrokkenheid en medebeslissings ruimte van en voor zoveel mensen. Ik meen, dat wij in dit opzicht onze coöpera tieve structuur heel goed hebben benut. Datzelfde durf ik niet volmondig te zeggen van de plaatselijke banken. Zij hebben de taak hun coöperatieve structuur naar hun leden toe te passen. Ik meen, dat de ver houding lid tot plaatselijke bank in vele ge vallen te wensen overlaat. Verontschuldi gingen daarvoor hebben we ook bij de hand: de tijden zijn anders, vergaderen is niet meer in trek en de mensen hebben an dere interesses gekregen. Dat is allemaal ongetwijfeld juist. Maar wij als banken moeten eerst onszèlf de vraag stellen: heb ben wij ons genoeg ingespannen om onze leden bij ons te betrekken? Om ze onze de mocratische inspraakmogelijkheden te la ten beleven? Hebben wij onzerzijds ons best gedaan om de interesse te wekken? Het antwoord daarop zal over het alge meen teleurstellend zijn. Bij een te groot deel van onze banken is men te weinig at tent geweest op het opbouwen en onder houden van goede contacten met de eigen leden. Daar zijn, zoals ik reeds zei, vaak heel acceptabele excuses voor aan te dra gen, maar inmiddels hebben we de leden praktijk in onze organisatie toch wat ver waarloosd. Het doet mij daarom goed, dat er thans initiatieven op gang zijn gekomen, die het lid-zijn van de coöperatieve bank weer in de aandacht plaatsen. Die met na me het bezoek en het actief deelnemen aan de plaatselijke algemene vergaderingen krachtig stimuleren. Ik twijfel er niet aan of dat kan! De eerste tekenen wijzen erop, dat een nieuwe aanpak succes kan hebben. De bank die zélf naar haar leden gaat, zal mer ken dat die leden ook zelf naar hun bank en haar vergadering komen. En bovendien, er zijn gelukkig nog heel wat banken, waar de leden zich betrokken weten bij hun bank en waar ieder jaar een zeer geanimeerde le denvergadering wordt gehouden. Willen we coöperatief zijn en blijven - en dat willen we! - dan moeten we nooit vergeten, dat de leden er bij horen. Laat dat uw leden weten! Spreek met hen onbe vangen op uw vergaderingen over de gang van zaken op uw bank en schroom vooral niet in uw eigen woorden duidelijkte spre ken over de coöperatieve aard van uw bank. Het is immers een bank van de leden: aan hen legt u verantwoording af en zij kunnen daarom hun zegje doen en met u overleggen. Dat bevordert bij hén het in zicht en de belangstelling. Voor zal het een waardevolle ervaring zijn, want u merkt wat er leeft onder de mensen die tot uw werkgebied horen. Kritiek zult u ook verne men. Welnu, wees daar dankbaar voor: óf u kunt deze ter plekke ontzenuwen, óf u kunt die ter harte nemen. Juist die ledenre latie past geheel bij onze persoonlijke wijze van bankieren, zoals die voor de jaren tach tig is uitgezet. We horen veel klagen, dat onze tijd is ver zakelijkt en dat de menselijke contacten schaars en onpersoonlijk worden. Is het dan vreemd, dat we nu in onze dagen de belangstelling voor de coöperatieve onder nemingsvorm duidelijk zien ontwaken? De EG heeft er juist een eerste congres en zit ting aan gewijd. Welnu, wij als coöperatie ve banken willen ons bankbedrijf voeren in de beste en ook de modernste zin van het woord, maar tegelijk zijn wij coöperatief. Wij willen óók doortrokken zijn van wat de band met onze leden eist. Daarom zijn wij voor de leden aanspreekbaar. Dit moeten we ieder voor zich, ik zeg zelfs: ieder op zijn wijze, in ons werkgebied uitdragen. De Rabobankorganisatie is een groot ge heel. Nationaal en internationaal. Maar zij bestaat uit 960 banken en één centrale bank. Iedere Rabobank is tevens vooral een lokale bank, opgekomen uit de plaatselijke gemeenschap en met alle veranderingen daarin meegegroeid. Het zijn banken, die onlosmakelijk met de plaats van hun vesti ging en met de mensen in hun werkgebied verbonden zijn. Dat is een oer-stevig fun dament voor iedere bank afzonderlijk én voor het geheel van de organisatie! Natuurlijk, plaatselijke gemeenschappen verschillen in grootte. Ook zijn zij vergele ken met vroeger vaak sterk uitgedijd. Daar gaan wij in mee en passen wij ons bij aan. Maar wij streven er niet naar om een plaat selijke bankte transformeren in een streek- bank, die als het ware een hele regio van de landkaart tot haar werkgebied zou hebben. Dat zou in onze coöperatieve visie beslist onjuist zijn. Ons fundament bestaat uit de concentratie op de gemeenschap, waarin en waarvoor wij werken. Dat geeft iedere

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1983 | | pagina 14