Igemene ergaderin
De hand aan de hefboom
Niet op lauweren rusten
Rede van de heer C. G. A. Mertens
(Vervolg van pagina 9)
Ook na de Tweede Wereldoorlog werden
velen op het platteland daar klemmend
mee geconfronteerd. Zeer velen kozen de
weg van emigreren. Zeer vele anderen zei
den noodgedwongen het boerenbedrijf
vaarwel en vloeiden af naar de plaatsen,
die de herlevende industrialisatie bood.
Men mag achteraf blij zijn voor deze uitwe
gen uit de landbouw, maar ze hébben de
agrarische bevolkingsgroep diep geraakt.
Het agrarische bedrijfsleven kwam vervol
gens in een enorme stroomversnelling.
Liever nog zeg ik: onze Nederlandse boe
ren en tuinders brachten zelf de ontwikke
lingen op gang, die even zovele voorwaar
den bleken te zijn voor een aan de eisen van
de tijd aangepaste bedrijfsvoering. Zij heb
ben niet geaarzeld de weg van vérgaande
mechanisering in te gaan, zij hebben hun
vakmanschap getoond door zich te specia
liseren en de durf en energie gehad om tot
schaalvergroting te komen.
Dit alles vergde grote investeringen. Be
slissingen die weloverwogen genomen
moesten worden, die verantwoordelijkhe
den meebrachten en eisen stelden aan be
drijfsvoering en vaak ook aan de gezins
huishoudingen. Maar het resultaat is
thans, dat de Nederlandse boer en tuinder
over een produktieapparaat beschikt, dat
tot de beste in de wereld mag worden
gerekend.
Ik grijp even terug op onze eigen geschie
denis. Het Rapport Landbouwkrediet van
de in 1957 door ons en de drie centrale
landbouworganisaties ingestelde Com
missie Verrijn Stuart, heeft indertijd on
getwijfeld de financiële hefboomwerking
geleverd voor de ontwikkeling sindsdien
van ons agrarisch bedrijfsleven. Wij als
coöperatieve bankorganisatie hebben toen
de taak op ons genomen om met onze kre
dietverlening te voldoen aan de mede door
ons zelf gewekte behoefte. En aan die be
hoeften hebben wij voldaan! Het heeft van
onze organisatie enorme inspanningen ge
kost, maar wie bedenkt, dat thans nage
noeg 90 procent van het vreemd kapitaal
in de agrarische sector door ons is ver
schaft, zal beamen, dat de Rabobanken
gedurende de hele periode sinds de jaren
vijftig een zeer belangrijke rol bij de finan
ciering van de boer en tuinder hebben ge
speeld. Daar zijn wij trots op! Geen ande
re bankinstelling heeft zich in die mate en
op die wijze ooit zó geïnteresseerd in
land- en tuinbouw getoond. Sommige an
dere bankinstellingen schijnen tegenwoor
dig een zekere interesse voor de agrariër
aan de dag te leggen. Dat staat hun hele
maal vrij; wij streven geen monopolieposi
tie na en hebben dit nooit gedaan. Maar
bedenk wel, dat de interesse van die kant
eerst zeer recentelijk gekomen is, kennelijk
onder invloed van de overliquiditeit, waar
mee banken thans te maken hebben, als
mede onder invloed van de gedachte dat in
vergelijking met andere sectoren er in de
land- en tuinbouw nog aantrekkelijke fi
nancieringsobjecten te vinden zijn. Daar
immers is de verhouding van eigen tot
vreemd vermogen zeer redelijk gebleven.
Wij als Rabobanken hebben echtereen an
dere, diepere band met onze land- en tuin
bouw. Want, dat deze thans in ons land
een zo hoog peil heeft bereikt en dat Ne
derland met agrarische produkten een
sterke concurrentiepositie inneemt, is me
de mogelijk gemaakt en sterk gestimu
leerd door ons coöperatieve kredietwezen!
De omstandigheden verschillen nu aan
merkelijk met die van 25 jaar geleden, je
kunt nu ook niet meer zoals in de jaren vijf
tig met een kredietrapport een hele sector
- en ons zelf - tot ontplooiing stimuleren.
Maar onze wil om voor die ontplooiing
dienstbaar te zijn, is er na vijfentwintig jaar
niet minder op geworden! Dat geldt ten op
zichte van de land- en tuinbouw, maar
evenzeer ten opzichte van de niet-agrari-
sche sectoren in al hun verscheidenheid.
Natuurlijk mogen we van onze dienstverle
ning niet de spectaculaire resultaten ver
wachten, die we achteraf, na 25 jaar, con
stateren via het rapport van de Commissie
Verrijn Stuart. Maar, resultaten zijn er en
zullen er zijn. Waarom? Omdat wij onver
anderd samen met de ondernemer, uit wel
ke sector dan ook, diens mogelijkheden
willen bekijken en de voor zijn bedrijf goe
de kansen willen vergroten.
Daarom moeten we ons eigen bankbedrijf
gezond en sterk houden. Ook in tijden
zoals nu, wanneer de tegenslagen in het
bedrijfsleven en in 's lands economie diepe