eld- en kapitaalmarkt
38
Gedurende de gehele maand april bevon
den de gulden en de Duitse mark zich in de
onderste regionen van het Europese Mo
netaire Stelsel. Beide munten waren daar
beland na de jongste spilkoersaanpassing
op 21 maart jl., toen ze ten opzichte van de
andere EMS-valuta's werden opgewaar
deerd. De positie van gulden en mark was
nadien door markttechnische reacties zo
danig verzwakt, dat de monetaire autoritei
ten zich veelvuldig verplicht zagen de
koers van hun munt te steunen door mid
del van valuta-interventies. Wat de gulden
betreft was daar in de eerste helft van april
ruim f 2 miljard mee gemoeid. Bovendien
toonde de Nederlandsche Bank zich in de
eerste week van april bereid tot het verrich
ten van geldmarktverkrappende dollar
swaps. Hoewel deze niet tot stand kwa
men, was het aankondigingseffect op de
geldmarkt duidelijk aanwijsbaar. Per saldo
steeg de geldmarktrente van 4,3 procent
tot 5,5 procent medio april. Toen aan het
eind van de maand de gulden opnieuw via
aanzienlijke interventies moest worden ge
steund, liep de rente verder op tot zo'n 6
procent.
In tegenstelling tot wat in ons land gebeur
de, trad in de Bondsrepubliek geen noe
menswaardige rentestijging op. Hierdoor
lag de Nederlandse korte rente, die begin
april nog 0,7 procent onder de Duitse korte
rente noteerde, aan het eind van de maand
even ver daarboven. Sommigen wijten dit
aan het feit dat de gulden zou zijn ge
schaad. De neerwaarts bijgestelde ramin
gen voor het overschot op de lopende re
kening van de betalingsbalans in 1 983 zul
len echter ook van invloed zijn geweest,
evenals de sombere inhoud van de Voor
jaarsnota en het Jaarverslag van de Neder
landsche Bank.
De dollar bereikte ten opzichte van de gul
den in april een (voorlopig) hoogtepunt
voor dit jaar van ruim f 2,77. Aanvankelijk
ontleende de dollar zijn kracht aan de on
zekerheid omtrent het in de Verenigde Sta
ten te voeren monetaire beleid. Een uitbun
dige groei van de geldhoeveelheid deed
velen verwachten dat de Amerikaanse mo
netaire autoriteiten de teugels zouden aan
halen, waardoor de rente verder zou kun
nen oplopen. Nadat Fed-president Volcker
had duidelijk gemaakt dat daaraan niet
werd gedacht, nam de druk op de renteta
rieven af. Desondanks nam de dollar verder
in waarde toe. De aanhoudende zeer hoge
reële rente alsmede steeds duidelijker wor
dende tekenen van economisch herstel in
de Verenigde Staten lijken hiervoor de
voornaamste verklaringsgrond te vormen.
In de tweede helft van april daalden in ons
land de geldmarkttekorten fors onder in
vloed van met name de ontwikkeling van
het schatkistsaldo. Voor het eerst sinds
lange tijd was de schatkist leeg en zag de
Minister van Financiën zich genoodzaakt
een beroep te doen op het financier.ingsar-
Drs. G. Zwaan
Algemeen Economisch
Onderzoek
rangement bij de Nederlandsche Bank.
Van deze situatie maakte de Agent van het
Ministerie van Financiën gebruik door op
22 april de inschrijvingen open te stellen
op een tender van vijfjaars schatkistbiljet
ten. Het resultaat was dat ruim f 500 mil
joen uit de markt werd gehaald tegen een
rente van 8'A procent. Het effectieve ren
dement kwam iets hoger uit in verband
met het feit dat de rente halfjaarlijks wordt
betaald.
Door de snelle stijging van de geldmarkt
rente ontstond in de loop van april een for
se afwijking ten opzichte van de officiële
tarieven, waardoor de rentemarge van het
bankwezen onder druk kwam te staan. In
een dergelijke situatie kunnen banken,
wanneer de Nederlansche Bank geen aan
leiding ziet om de officiële tarieven te ver
hogen, het instrument van de extra opslag
hanteren. Deze extra opslag komt bovenop
het normale tarief voor rekening-courant
krediet, dat bestaat uit het promessedis
conto vermeerderd met een opslag voor de
kwaliteit van de debiteur Zodoende wor
den de debet- en credittarieven van het
bankwezen beter met elkaar in overeen
stemming gebracht. Op 20 april gingen de
algemene banken, nadat dit instrument
ruim een jaar niet was gebruikt, over tot de
wederinvoering van een extra opslag van
'h procent. De Rabobank volgde daags
daarop.
Op 2 mei verhoogde de Nederlandsche
Bank haar officiële tarieven over de gehele
linie met een vol procent-punt, ten einde ze
meer in overeenstemming te brengen met
de marktrente. Het wisseldisconto, de
voorschotrente en het promessedisconto
kwamen daarmee op 4'/2 respectievelijk 5
en 5'/2 procent. Met deze discontoverho
ging kwam een einde aan een periode van
ruim twee jaar, waarin het disconto niet
minder dan elf achtereenvolgende malen
werd verlaagd.
Tevens maakte de centrale bank bekend
dat zij de geldmarkt door middel van een
speciale belening tegen 5'/2 procent zou
verruimen. De omvang van de (verwachte)
geldmarkttekorten gaf daartoe aanleiding,
mede in het licht van de geringe resterende
ruimte binnen het contingent, dat half mei
afloopt.
Ook de kapitaalmarktrente vertoonde in
april een fikse stijging. De middellange
rentewijzer gaf aan het einde van de
maand een waarde van 8'A procent aan,
terwijl dat begin april nog 7,6 procent was.
Daarmee wordt de verminderde belang
stelling voor met name vastrentende gul
densbeleggingen duidelijk geïllustreerd.
De aandelenmarkt daarentegen mocht
zich in een warme belangstelling verheu
gen, zelfs zodanig dat op 1 2 april de ANP-
CBS-aandelenindex op de Amsterdamse
Effectenbeurs met 131 punten het hoog
ste niveau aller tijden bereikte. De rente
ontwikkeling op de obligatiemarkt leidde
ertoe dat enkele verzekeringsmaatschap
pijen medio april hun hypotheektarieven
opwaarts bijstelden, terwijl de afgifteprij-
zen voor pand- en bankbrieven flink wer
den verlaagd.
In een dergelijk ongunstig klimaat vond op
1 9 april de inschrijving plaats op de derde
staatslening van dit jaar. Het betrof een le
ning met een couponrente van 8 procent
en een gemiddelde looptijd van 5'/2 jaar.
De streep werd uiteindelijk getrokken bij
een koers van 100 procent, hetgeen een
bedrag van f 1,2 miljard opleverde. Daarbij
werden de inschrijvingen tegen de uitgifte-
koers voor 80 procent gehonoreerd. In het
licht van de marktomstandigheden kan het
resultaat van de lening als een succes wor
den aangemerkt. Gelet op de totale finan
cieringsbehoefte van het Rijk dit jaar moet
de opbrengst van deze jongste staatsle
ning echter nogal teleurstellend worden
genoemd.
Op 1 9 april heeft de Minister van Financiën
de Voorjaarsnota 1983 openbaar ge
maakt. Daarin wordt gesteld dat de stag
nerende ontwikkeling van de economie ge
volgen heeft voor met name de overheids
uitgaven en dat zich bovendien een ernsti
ge tegenvaller in de aardgasbaten afte
kent. In totaal belopen de tegenvallers dit
jaar f 3'/2 miljard. Zonder additionele be
leidsmaatregelen zou niet alleen het finan
cieringstekort in 1983 verder oplopen,
maar zouden evenmin de doelstellingen
ten aanzien van het terugdringen van het
financieringstekort in de jaren daarna wor
den gehaald. Uiteindelijk heeft het Ka
binet besloten tot een pakket maatregelen
van in totaal f 2 miljard, dat bovendien
sterk doorwerkt naar latere jaren.
Ondanks deze maatregelen neemt het fi
nancieringstekort van het Rijk in 1 983 dus
met nog eens f 1 'h miljard verder toe tot
een niveau van f 32'/2 miljard, hetgeen
overeenkomt met 93A procent van het na
tionale inkomen. Wanneer daarnaast reke
ning wordt gehouden met aflossingen van
in totaal f 4 miljard kan de financieringsbe
hoefte van het Rijk voor dit jaar becijferd
worden op f 36'/2 miljard. Tot nu toe is
daarvan ruim f 1 7'/2 miljard gedekt. Er res
teert de Minister van Financiën dit jaar der
halve nog een te dekken behoefte van bijna
f 1 9 miljard, hetgeen gezien het voorals
nog ongunstige klimaat op de obligatie-
markt, de (tijdelijk) minder sterke positie
van de gulden en de daarmee samenhan
gende geringere interesse van buitenlan
ders voor vastrentende guldensbeleggin
gen, bepaald geen gemakkelijke opgave
zal zijn.