Landbouwmarkt overschaduwen 35 /.l.n.r. landbouwministers De Keersemaeker (België), 3raks (Nederland) en Muh- 'en (Luxemburg) tijdens het FG-overleg in Luxemburg iver de vaststelling van de 'andbouwprijzen. De Europese Ministerraad wil een nadere discussie en heeft de Europese Commissie gevraagd de verschillende systemen verder uit te werken. Daarbij is van Franse zijde ook als mogelijkheid geopperd om de uitgavenontwikke ling meer sectorsgewijs te bezien. In dat geval zouden bij voorbeeld ten aanzien van de zuivel landen met de groot ste produktie meer moeten gaan betalen. Er ontstaat dan een vergelijkbare discussie als over de heffingen die in de zuivel aan de producenten worden opgelegd. De vraag is namelijk of de financiële last van het beleid gelegd moet worden bij degenen die in de afgelopen periode de pro duktie sterk uitgebreid hebben - zoals Nederland bij de zuivel - of bij degenen die dat in de toekomst wellicht zul len gaan doen. Gebieden die nog wat achterop zijn kiezen dan voor het eerste. Nederland is misschien beter af met het tweede alternatief. Sleutel i Voorlopig lijkt de nadruk in Brussel te blijven liggen op het zoveel mogelijk tegengaan van verdere stijging van de uit gaven voor het landbouwbeleid. Tegen die achtergrond kan de agrarische producent nauwelijks meer verwachten dan zeer matige of geen prijsverhogingen. Dat geldt zeker in landen met sterke munten, zoals het onze. Landen die in de afgelopen jaren hun munt in waarde hebben zien dalen - eind maart was er zo'n waardedaling van de Franse, Ita liaanse en Ierse munt - kunnen hun boeren nog enige prijsstijging doen toekomen. Dat kan door de grensheffin- gen die bij de- en revaluatie worden ingesteld na enige tijd geleidelijk af te breken. Maar in deze landen zijn de kosten ontwikkeling en de rente evenzeer hoog. Flet uiteindelijk resultaat op het inkomen kan dan nog tegenvallen. Dit jaar was bij de prijsonderhandelingen in Brussel de aandacht vooral gericht op de positieve grenscompensa- ties. Dus ten behoeve van de landen met sterke munten. In West-Duitsland was door de revaluatie in maart het com pensatiepercentage gestegen tot 1 3 °/o. Dit land bleekech- ter niet bereid daarvan veel te laten vallen. De nieuwe mi nister van Landbouw Kiechle wilde de Duitse boeren bij zijn eerste optreden in Brussel niet confronteren met prijs verlagingen. Met prijsvoorstellen van de Europese Com missie in de orde van 3 a 4% zat dit er dik in. Vooral Frank rijk, dat de agrarische export naar West-Duitsland wil ver groten, is dit een doorn in het oog. Ook ons land zou zijn positie ten opzichte van West-Duitsland kunnen verster ken, wanneer een flink deel van de Duitse grenscompen- saties zouden verdwijnen. Nederland moet dan ook zelf zijn beperkte compensaties laten vallen, waardoor onze exportpositie op de Franse markt kan verzwakken. Maar ook afgezien van deze perikelen is de aanpassing van de landbouwprijzen in jaren niet zo minimaal geweest. Hoelang een krap landbouwbeleid voortgezet kan worden hangt af van de ontwikkeling van de kosten op de land bouwbedrijven. Deze sleutel ligt niet alleen in de handen van de agrarische producent, maar heeft veel te maken met de algemene kostenontwikkeling in de verschillende landen. Slaagt men erin in Europa de algemene kostenontwikke ling laag te houden, dan kunnen ook de Europese land bouwuitgaven meevallen. Bewolking, gevolgd door op klaringen, zou dan het Europese financiële weerbericht kunnen luiden.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1983 | | pagina 35