agboek van rn kassier
33
lieten in de bodem, zoals de Noormannen
die omstreeks het jaar 880 de Maas op
voeren en bij Asselt een versterkt kamp
zouden hebben opgeslagen.
Open lucht
Bij Germaanse volkeren was het gebruike
lijk om recht te spreken in de open lucht,
dikwijls op het dorpsplein onder of bij
een lindeboom. In Swalmen stond zo'n
eeuwenoude boom tot 1 891 op de markt
voor de kerk.
Toen men er toe overging het verhandelde
schriftelijk vast te leggen, moesten de
schrijvers en het geschrevene tegen slecht
weer beschermd worden. Zij konden
schuilen onder een gemetselde boog zoals
er ook één in Swalmen werd gebouwd. Die
boog, die in 1 902 moest worden afgebro
ken, is nog duidelijk te herkennen op oude
foto's.
Swalmens (en Asselts) geschiedenis kent
vele heersers en ook vele voor- en tegen
spoeden en rampen tot aan de Tweede
Wereldoorlog toe. Het boek 'Honderd eeu
wen Swalmen' beschrijft de laatste oor
logsperiode als volgt: 'Vanaf half oktober
1 944 tot maart 1 945 lag Swalmen onder
granaatvuur van de Gealieerden. Vanaf de
cember 1 944 lazen de priesters in de kel
ders van de woningen de H. Mis en gaven
ze de generale absolutie. Door granaten
werden tien inwoners gedood...'.
In deze zeer oude plaats werd in 1 897 de
eerste Limburgse Boerenleenbank opge
richt, zoals gezegd mede op instigatie van
kapelaan Souren. Met de geschiedenis
van die bank wordt het verhaal over Swal
men vervolgd. Tb.
Samen met Jacquelien, die heel handig is in dat soort zaken,
bouwde ik in de hal het nieuwe etalagepakket op. De deur
ging open en een oude man stapte binnen. Zijn gegroefde
kop, die werd bekroond met een volle bos rossig haar, kwam
me vaag bekend voor.
Heeft iemand hier dit soms op de stoep laten staan, bulderde
hij en hield een plastic tasje omhoog.
Zijn stem beukte tegen mijn trommelvliezen en onmiddellijk
werd de juiste geheugenchip aangesloten: de badman van
het badhuis en niemand anders!
In de jaren dat mijn voorganger het complete dienstenpak
ket van de bank nog aan huis afdeed in de voorkamer, bracht
ik mijn jongenstijd door in de stad. De badcultuur beperkte
zich toen in de meeste gezinnen nog tot de wekelijkse beurt
in de teil.
Wie figuurlijk of letterlijk te groot werd voor deze eeuwen
oude gewoonte mocht naar het badhuis in de buurt.
Naast de toegangsdeur ervan waren brede kelderramen
aangebracht en daarachter zag je een zwarte man, die
voortdurend kolen schepte in een enorme ketel.
Binnen was een door een groot loket gescheiden ruimte,
links voor mannen en rechts voor vrouwen - want dames en
heren bestonden in die tijd niet in dit soort gelegenheden -
en dan twee deuren waarachter zich de badlokalen bevon
den. Van stoom en lawaai doortrokken ruimten, die evenals
de stookkelder een beetje Dantesque aandeden, maar dat
wist ik toen nog niet.
Je kocht een kaartje en wachtte op je beurt. Er was keuze uit
vier soorten baden: klein sproeibad, groot sproeibad, kuip
bad en kuipbad met sproei. Ik was veroordeeld tot de kleine
en dat was lastig, want je kleren werden er al heel gauw nat
in. Bij zo'n grote 'sproei' was er een schotje gemetseld tus
sen kledinghaken en kranen.
Maar ja dat scheelde wel weer twee centen..
En de man die nu oud en verweerd voor ons stond was er de
baas. Een rossige reus van wie wij jongens onder elkaar vol
ontzag fluisterden dat-ie marinier was geweest in Rotter
dam. Hij riep met stentorstem de nummers af: nommers ne
gentien en twintig klein, nommertje twaalf grote sproei,
nommertje veertien kuip mét!
Binnen werd dan je kaartje aangepakt door een man, die
met een routineus gebaar een trekker door je douchehokje
haalde, de deur achter je dichtklapte en de handklok instel
de. Je kreeg namelijk precies twintig minuten voor het reini
gingsproces. En als je tijd bijna om was kwam de badbaas in
eigen persoon langs, gaf een dreun op de deur en riep: nog
vijf minutééééü!
Een keertje is het me overkomen dat ik de tijd had overschre
den en daarom werd mijn handdoek geconfisqueerd. Aan
mijn argument, dat ik niet gewaarschuwd was, werd geen
enkele aandacht geschonken.
Voorts was het in het badhuis een herrie van belang, want
behalve watergekletter klonk er veel vrolijk of melancholiek
gezang. Opera-aria's en smartlappen waren populair en
soms zongen alle baders vereend hetzelfde lied.
A/s het te erg werd kwam de baas binnen, mepte hier en
daar op een deur en riep zeer hard om stilte.
Dat hielp wel even, maar nooit voor lang.
En nu, veertig jaar later, stond hij in de bank en in de echo
van zijn vraag hoorde ik weer: nommertje elf kleine sproei,
nommer acht kuip mét.
Een meisje maakte zich blozend bekend als de eigenaresse
en op zijn met windkracht negen uitgesproken vraag of ze
dat kon bewijzen, vertelde ze bedeesd dat de inhoud uit een
paar beenwarmers bestond.
De vinder haalde met een forse ruk iets te voorschijn dat in
derdaad twee van die vormloze breisels bleken te zijn, die
thans het toppunt van mode lijken.
Hij gaf haar de tas en beende naar de deur, waar hij zich om
draaide en nog een laatste schot afvuurde: voortaan maar
beter op je spullen passen, zus!
En iedereen, cliënten én personeel, kromp ineen onder het
bestraffende geluid. Ik misschien wel het meest van alle
maal, want ik hoorde weer die stem van de boven mij
uittorenende badbaas, die brulde: ji/ bent er veel te lang in
gebleven, ga jij eerst maar naar huis voor een nieuw dubbel
tje...
Cas Sier