Het prachtige kasteel Hillenraad bij Swalmen.
Uit onze historie
den. Des te meer respect verdienen zij die
met volledige inzet van hun energie en per
soon alles deden om, waar dat ook maar
mogelijk was, boerenleenbanken op te
richten. In Limburg waren dat dus de hier
voor genoemden.
Inspecteurs
Nadat in 1 898 zowel in Utrecht als in Eind
hoven centrale banken waren opgericht
door reeds bestaande plaatselijke boeren
leenbanken, boden zowel kapelaan Souren
als pater Van den Eisen zich aan om als on
bezoldigd inspecteurs 'de boer op te gaan'.
Zij gingen bij de nog zo jonge boerenleen
banken adviezen geven op allerlei gebied.
Daarnaast bouwden ze in opdracht van het
bestuur van de centrale bank de nog zeer
eenvoudigefinanciële administraties uit en
zorgde ze voor het controleren.
Ten gevolge van de snelle toeneming van
het aantal banken werd het nodig om naast
beide onbezoldigde inspecteurs ook gesa
larieerde krachten aan te stellen. Dat ge
beurde in 1902 toen de heer M. J. H.
Meyer in dienst trad van de centrale bank
te Eindhoven. Hij werd in 1 904 bijgestaan
door L. N. Deckers. Deckers werd in 1 906
benoemd tot hoofdinspecteur. Dit was een
duidelijkteken van groei van deorganisatie
en nodig toen in 1 905 de heren H. Verbee-
ten, A. Le Loux en P. van Gemert als inspec
teurs in dienst traden.
Er wordt wel eens zoveel aandacht besteed
aan het werk van pater Van den Eisen - hoe
zegenrijk ook - dat andere werkers nauwe
lijks de aandacht krijgen die ze verdienen.
Niet vergeten mag worden dat de groei van
het aantal plaatselijke banken in Limburg
niet veel afweek van die in Noord-Brabant.
Het aantal bij de centrale bank te Eindho
ven aangesloten boerenleenbanken be
droeg in 1 902 80 en in 1 909 reeds 263.
Daarvan waren in Noord-Brabant respec
tievelijk 52 en 99 en in Limburg 23 en 95
gevestigd. Letterlijk een nek-aan-nek-race!
Ook in het beheer van de centrale bank te
Eindhoven had kapelaan Souren invloed,
namelijk door zijn lidmaatschap van de
eerste raad van toezicht. Deze werd ge
vormd door de heren V. v. d. Heuvel, A. Bol-
sius en J. W. H. Deckers (de latere minister)
voor de provincie Noord-Brabant en de he
ren J. Truyen, H. Pyls en kapelaan Souren
voor de provincie Limburg.
Ook nadat kapelaan Souren in 1 902 vanuit
Swalmen naar Maastricht vertrok, bleef hij
zijn inspecteursfunctie aanhouden. Hij
moest toen zijn lidmaatschap van de raad
van toezicht van de centrale bank neerleg
gen. In die functie werd hij opgevolgd door
kapelaan v. d. Marck 'om een tegenwicht te
hebben uit Limburg tegen de soms wat al
te groote voortvarendheid van Pater v. d.
Eisen', zoals een gedenkboek dat heel dui
delijk zegt. Op vrijwel elke jaarlijkse alge
mene ledenvergadering van de bank te
Swalmen was Souren aanwezig. Meestal
werd hem de leiding in handen gegeven,
totdat de tijd kwam dat zijn kerkelijke func
ties hem volkomen gingen opeisen.
Bij de herdenking van de oprichting van de
centrale bank in 1948 mochten beide ve
teranen, beiden in de leeftijd van tachtig ja
ren entóen Monseigneur Th. v. d. Marck en
deken J. M. Souren, elkaar weer ontmoe
ten. Zij konden met voldoening terugzien
op het vele dat zij, uiteraard door vele an
deren bijgestaan, hadden opgebouwd.
Swalmen
En nu, na dit nogal uitvoerige intermezzo,
naar het Honderd Eeuwen Oude Swalmen!
Honderd eeuwen ofte wel tienduizend ja
ren Voor onze beperkte menselijke be
grippen lijkt dat een onvatbaar lange tijd. In
zo'n toch maar kort deel van de lange eeu
wigheid kan heel veel veranderen. Dat was
ook het geval met de omgeving, waarin nu
Swalmen ligt.
Sporen en andere overblijfsels van voor
historische bewoning werden wel gevon
den maar niet of nauwelijks bestudeerd,
totdat het oudheidkundig bodemonder
zoek op wetenschappelijke wijze ter hand
genomen werd vanaf het begin van onze
eeuw.
Een groot aandeel hierin - alhoewel ama
teuristisch - had de heer H. A. M. Rama
kers, amateurarcheoloog en oud-kassier
van de Boerenleenbank. Hij deed bij het
bewerken van zijn akkers vele archeologi
sche vondsten welke na zijn overlijden aan
het Bonnefantenmuseum in Maastricht
werden opgegeven. Ramakers maakte de
beroepsarcheologen opmerkzaam op het
voorkomen van vele grafheuvels uit voor
historische tijden.
Uit talrijke vondsten blijkt dat het Swalm-
dal reeds minstens honderd eeuwen gele
den vrij dicht bevolkt is geweest. Het is ook
nu nog mogelijk om met een grote mate
van waarschijnlijkheid hun levensgewoon
ten te benaderen. Er werden beenderen
gevonden van rendieren, beren, wolven,
sneeuwhoenders, poolvossen, oerossen,
zwijnen, herten, gemzen en steenbokken,
die bewijzen dat de klimaatomstandighe
den zich in de loop van vele eeuwen dras-
tich hebben gewijzigd.
Vele grafheuvels werden onderzocht.
Daaruit kwamen zeer interessante voor
werpen tevoorschijn. Nu nog is na te gaan
welke bomen, planten en kruiden lang ge
leden groeiden en bloeiden. Men vond
'cultuuroverblijfselen', zoals aardewerk,
gebruiksvoorwerpen, wapens, jachtge-
reedschappen en nog veel meer van onge
veer achtduizend jaar voor onze jaartelling.
De prehistorie die nog geen geschreven
schrift kende waaruit men kennis kan put
ten, werd gelukkig gevolgd door de histo
rie met vele geschreven en gedrukte docu
menten.
Ook de Romeinen lieten hun sporen na in
het Maasdal. In Swalmen en in het nabijge
legen Asselt was een knooppunt van be
langrijke Romeinse verkeerswegen. De
Romeinen moesten zich terugtrekken. Zij
moesten hun plaats afstaan aan andere
volkeren, die op hun beurt sporen achter-