Velen zullen met toenemende verbazing kennis hebben genomen van de sterke stijging van de aandelenkoersen welke zich de afgelopen maanden heeft voorgedaan. Het be leggend publiek stortte zich massaal op de aandelenmarkt om nog een graantje mee te pikken van deze plotselinge koersexplosie. Dit uiteraard tot grote vreugde van banken en commissionairs in effecten, die hun inkomsten aan effecten provisie snel zagen groeien. Toch sta je als ervaren beursman wel even raar te kijken a/s die rustige meneer X, die al jaren in effecten belegt en met wie je al heel lang zaken doet, plotseling opgewonden aan de telefoon hangt en je opdraagt voor een groot bedrag aan aandelen te kopen. Het geeft niet wat, kijk maar wat er is! Foto: Het bereiken van een absoluut hoogte punt van de 'ANP-CBS algemeen' (131.1) op 12 april 1983 werd symbolisch weerge geven door het oplaten van ballonnen in het Amsterdamse beursgebouw. Drs. A. G. M. Enthoven plv. hoofd directoraat Effecten Dat was de sfeer waarin de index van de beurskoersen, de zogenaamde ANP-CBS algemeen, de grens van 1 30 kon passeren. Een niveau dat voor het laatst werd bereikt in 1 973. Men kan zich voorstellen dat de handelaren op de 'vloer' van de Amsterdamse Effectenbeurs in luid gejuich uitbarstten, toen dit punt in de in dex werd gepasseerd. Even leek de misère van de belegger en de beurshandel van de afgelopen jaren vergeten. Zoals uit bij gaande grafiek blijkt, wordt de periode tus sen 1973 en de laatste beurshausse ge kenmerkt door een kwakkelend koersver loop op de aandelenmarkt. Als je goed kijkt, is in deze grafiek in de tussenliggende periode ook een neerwaartse tendens te ontdekken. Er heerste een klimaat, waarin de aandeelhouder het bepaald niet gemak kelijk heeft gehad. Velen onder hen had den de moed opgegeven en ten slotte ten einde raad besloten hun stukken dan maar van de hand te doen. Ook grote beleggers, zoals pensioenfondsen en verzekeraars, breidden hun belang in aandelen in het al gemeen in deze periode niet uit, zodat dit in procenten van het totaal belegde vermo gen van deze instellingen zelfs een daling vertoonde. Ook de belangstelling vanuit het buitenland voor Nederlandse aandelen was in deze periode betrekkelijk gering. Oorzaken Aangenomen mag worden dat velen wel zullen bevroeden, waar de oorzaken van deze ontwikkelingen gezocht moeten wor den. Maar laten we er voor het gemak toch nog even een paar opsommen. Allereerst was er natuurlijk de oliecrisis en de daarop volgende sterke stijging van de olieprijzen. Die plaatste de wereld voor een gigantisch omschakelingsprobleem. De olieproduce rende landen zagen hun inkomsten met duizelingwekkende snelheid groeien, ter wijl de betalingsbalansen van de oliever- bruikende landen een sterke verslechte ring vertoonden. Veel ontwikkelingslanden zagen hun buitenlandse schuld tot onge kende hoogte oplopen. En er ontstonden grote spanningen in het internationale bankwezen, dat deze snel oplopende te korten moest financieren. Langzaam maar zeker begon de groei van de wereldecono mie te verminderen. Ook voor ons land bleef dit niet zonder gevolgen. Voor Neder- ersen verklaard land waren de directe gevolgen van de stij gende olieprijzen aanvankelijk niet desa streus. Want we beschikten immers over ons aardgas. De andere zijde van de me daille was echter, dat dit de Nederlandse gulden sterker maakte dan we op dat mo ment konden gebruiken. De Nederlandse economie is immers zeer afhankelijk van de ontwikkeling van de wereldhandel. En een te sterke gulden gaat daarom ten kos te van onze internationale concurrentiepo sitie. Voorts vertoonde de Nederlandse economie nog een aantal specifieke kwa len. Onze uitgaven voor sociale zeker heid dreigden langzaam maar zeker uit de hand te lopen en er werd te lang gewacht deze gang van zaken tot staan te brengen. Een en ander was er mede de oorzaak van dat de overheid grote tekorten kreeg op het huishoudboekje. Bovendien bleekons land slecht voorbereid op de hierboven ge schetste ontwikkelingen. Met name de lo kale industriële bedrijven kregen grote klappen te verduren. Internationals zoals Philips, Kon. Olie en Unilever konden zich wat beter handhaven. In het algemeen echter werd het bedrijfsleven geconfron teerd met een verslechtering van de rende mentspositie en de vermogensverhoudin gen. Voorwaar, geen klimaat waarin verschaf fers van risicodragend vermogen staan te trappelen om gelden beschikbaar te stel len voor het bedrijfsleven. Temeer daar men in de vastrentende sector (obligaties) en de geldmarkt (deposito's) zeer aantrek kelijke rendementen kon behalen, gezien de zeer hoge rente. Geen slecht figuur De laatste jaren bevond de wereld zich dus in een aanhoudende recessie. En ook midden 1982 was deze nog in volle om vang aanwezig. Welnu, zal men zeggen, waarom begonnen dan die aandelenkoer sen zo te stijgen? Allereerst gingen inflatie en rente onder invloed van de recessie een sterke daling vertonen. Nederland sloeg in dit proces bepaald geen slecht figuur, me de door de sterke positie van de gulden. Een fors gedeelte van de positieve invloed van de relatief lage inflatie op onze interna tionale concurrentiepositie hebben we overigens via herwaardering van onze na tionale munteenheid weer moeten afstaan. Maar toch heeft de dalende rente zeer zeker een gunstige uitwerking gehad op de resultatenontwikkeling in het bedrijfsle ven, dat trouwens nog steeds zucht onder een vaak ondragelijke schuldenlast. Deze ontwikkeling vormde voor de belegger in aandelen kennelijk een aanleiding om deze waardepapieren hoger te gaan waarderen.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1983 | | pagina 27