Wob
Gemeentegarantie?
maar het is goed te mogen constateren,
dat we ook het denken vanuit onze dieper
liggende overwegingen allerminst verleerd
blijken te zijn.
Het is al jaren gebruikelijk dat gemeenten
garant willen staan voor woningkopers ten
aanzien van hun rente- en aflossingsver
plichtingen. Voor de koper heeft dit het
voordeel dat hij wat gemakkelijker en
goedkoper een financiering kan krijgen
dan zonder gemeentegarantie het geval
zou zijn geweest. De banken lopen name
lijk wat minder risico en kunnen dit onder
meer in een wat lager tarief tot uitdrukking
brengen.
Sinds er problemen op de koopwoning
markt ontstonden en de gemeenten wer
den geconfronteerd met executies en de
daaruit voortvloeiende verliezen zijn ze
echter voorzichtiger geworden. Dat heeft
zich geuit in het op velerlei wijzen gaan ver
zwaren van de normen voor de garantie
verlening. Op dit moment is er in dat op
zicht sprake van een ware lappendeken.
Naast de rechtsongelijkheid die hieruit
ontstaat, werkt een dergelijke uiteenlopen
de toepassing van de gemeentegarantie
ook onzekerheid en onduidelijkheid in de
hand en dat is bepaald niet stimulerend
voor de koopwoningmarkt.
Van diverse zijden is geprobeerd de ge
meenten weer onder één noemer te krij
gen. Zo heeft de minister van Volkshuis
vesting en Ruimtelijke Ordening de ge
meenten aangespoord de regeling zo uni
form mogelijk toe te passen. Daarnaast
hebben de zogenaamde Bemiddelende
Organen, die onder meer toetsen of de las
ten en het inkomen in een redelijke verhou
ding tot elkaar staan, met ingang van 1 fe
bruari jl. hun normen verzwaard in de hoop
dat de gemeenten hun eigen - vaak zwaar
dere - eisen niet meer zullen toepassen.
Wij hopen met de Bemiddelende Organen
Vervolg op pagina 6
Wie een vaste koers wil varen, zal eerst moeten vaststellen waar hij naar toe wil: het is no
dig om vóóraf en duidelijk enkele doelen te stellen.
Voorbeeld van zo'n doelstelling binnen de Rabobankorganisatie is: het veilig stellen van
de continuïteit, het voortbestaan. Een middel om dit doel te bereiken is een (controleerba
re) vermogensdoelstelling. Dit middel wordt duidelijk door het doel geheiligd. Immers het
achterliggende doel is het versterken van het vertrouwen van de spaarders om daardoor
tevens de zekerheid te scheppen, dat het financieren van het agrarische bedrijf, van het
midden- en kleinbedrijf en van particulieren niet op problemen stuit en dat de risico's van
die financiering aanvaardbaar blijven.
Ook voor het sociale beleid zijn - als interne richtlijn - al weer een aantal jaren geleden eni
ge doelstellingen geformuleerd. Deze doelstellingen hadden binnen de Rabobankorgani
satie een officiële status, en hebben bijvoorbeeld dienst gedaan als 'kapstok' bij de inde
ling van het algemeen sociaal jaarverslag van de Rabobankorganisatie. Onlangs zijn deze
doelstellingen wat bijgesteld en aangepast. Uit het verschil tussen de 'oude' en de 'nieu
we doelstellingen is een indicatie te halen van wat op sociaal terrein min of meer opvallen
de ontwikkelingen zijn in de afgelopen jaren. Ik zal dat toelichten aan de hand van een
tweetal onderwerpen: werkgelegenheid en opleidingen.
De hierboven al vermelde zorg voor de continuïteit van de organisatie (met name in het be
lang van de leden van de coöperatie) laat zich naar de werknemers vertalen als de zorg
voor hun werkgelegenheid. Als doelstelling van sociaal beleid is dit er een van zeer zwaar,
zo niet van het zwaarste gewicht.
Enkele jaren geleden nog maar kwam de bezorgdheid daarover (in de doelstellingen so
ciaal beleid) tot uiting door het uitspreken van de angst, dat de groei wellicht te snel zou
gaan. Desondanks zijn we nu - zo laat het zich aanzien - over een top heen en ligt een
voortgaande daling van het aantal werknemers in de lijn van verwachting. De nieuw gefor
muleerde doelstelling richt zich wat de werkgelegenheid betreft met bijzondere zorg op
de belangen van hen, die al in dienst van onze organisatie zijn.
Binnen onze organisatie heeft deze zorg geleid tot voorstellen om een interne arbeids
markt te laten functioneren: een vacature bij een bank zou bij voorrang moeten worden
vervuld door een (overigens bekwaam) personeelslid afkomstig van een bank waar het
personeelsbestand te ruim geworden is. Voorwaarden om zo'n markt te kunnen laten wer
ken zijn onder meer die van functionele en geografische mobiliteit van de daarbij betrok
ken personeelsleden. Als zo'n interne arbeidsmarkt van de grond komt, zal die overigens
ook kunnen bevorderen dat individuele personeelsleden gemakkelijker aan hun eigen
loopbaan gaan bouwen.
De verwachting is, dat de Centrale Kringvergadering in mei 1983 tot een positief advies
zal komen over het operationeel maken van die interne arbeidsmarkt. Want waarom zou
den we wel financieringsvertiezen verevenen, pensioenlasten gezamenlijk dragen, een
kruiselingse garantieregeling in het leven hebben geroepen? Waarom zou deze voedings
bodem ineens niet meer vruchtbaar zijn, als het gaat om werkgelegenheid voor de werk
nemers van onze organisatie? Niet als een eenzijdige werkgeversverplichting, want ook
van de werknemer wordt het nodige gevraagd: mobiliteit en vooral flexibiliteit; flexibel zijn
en zich instellen op nieuwe mogelijkheden, daarvoor nieuwe kennis vergaren, kortom de
noodzaak om te blijven investeren in zijn eigen mogelijkheden.
Mede als gevolg van het accent dat wordt gelegd op de interne arbeidsmarkt zullen werk
nemers door verandering van functie of veranderingen in hun functie meer dan tot nu toe
behoefte hebben aan aanvullende opleiding om tegen die veranderingen opgewassen te
zijn. Zulke opleidingen komen deels min of meer in de plaats van opleidingen die aan nieu
we werknemers worden gegeven.
Vervolg op pagina 7