e/d- en kapitaalmarkt
Nadat maart begon met het onverwachte
solo-optreden van de Nederlandsche
Bank, die haar tarieven per de eerste van de
maand met V2 %-punt verlaagde, richtte
de aandacht van de financiële wereld in
ons land zich op verkiezingen in het buiten
land.
Algemeen werd namelijk aangenomen dat
de Bundesbank na de Westduitse parle
mentaire verkiezingen op 6 maart zou be
sluiten haar tarieven te verlagen, hetgeen
(gedeeltelijk) zou kunnen worden gevolgd
door de Nederlandsche Bank. Een week la
ter zouden gemeenteraadsverkiezingen in
Frankrijk hun beslag krijgen en vrijwel alom
heerste de verwachting dat spoedig daar
na de onvermijdelijk geworden herschik
king binnen het Europees Monetair Stelsel
zou plaatsvinden. Beide verwachtingen
kwamen uit.
Met ingang van 18 maart verlaagde de
Westduitse centrale bank haar disconto en
het Lombardtarief met 1 %-punt. Dat was
voor de Nederlandsche Bank aanleiding
haar tarieven met '/2 %-punt naar beneden
aan te passen, waardoor wisseldisconto,
voorschotrente en promessedisconto met
ingang van dezelfde datum kwamen te lig
gen op respectievelijk 3'/2, 4 en 4'/2%. Dat
leidde op de geldmarkt tot een iets lagere
rente, waarbij het tarief voor 3-maands in-
terbancaire deposito's daalde tot ongeveer
4'/4
Het weekeinde daarna stond volledig in het
teken van het EMS. Al maandenlang werd
er gespeculeerd op een devaluatie van on
der andere de Belgische en Franse frank.
De laatste verkeerde weliswaar bijna voort
durend in de bovenste regionen van het
EMS, maar dat ging ten koste van omvang
rijke interventies op de valutamarkt waar
voor de benodigde deviezen op de interna
tionale kapitaalmarkt moesten worden ge
leend. De Belgische frank vertoefde over
wegend op de bodem van het stelsel, vaak
samen met het Ierse pond. Hoewel Belgi
sche autoriteiten vele malen ontkenden dat
de frank zou devalueren, moest de munt
van onze zuiderburen met forse interven
ties worden gesteund. Zo kocht de Neder
landsche Bank vanaf november vorig jaar
voor naar schatting f5 miljard aan Belgi
sche franken. Na flink wat politiek gewor
stel was het resultaat van de besprekingen
tussen de ministers van Financiën onder
meer dat de Duitse mark met 5'/2%, de
Drs. H. J. Leliveld
Algemeen Economisch
Onderzoek
gulden met 3'/2% en de Belgische frank
verrassend met 11/2% revalueerde, terwijl
de Franse frank met 2'4% devalueerde.
Daarna zagen wij het kort na een herschik
king gebruikelijke beeld van sterke mun
ten, waaronder de gulden, die op de bo
dem van het stelsel vertoeven. In zo'n si
tuatie heeft de Nederlandsche Bank geen
ruimte zelfstandig de rente te verlagen.
Mede daarom concentreerde de aandacht
zich vervolgens weer op de Verenigde Sta
ten, waar inmiddels de geldmarktrente
sinds het begin van de maand was geste
gen. Oorzaak daarvan vormde de groeien
de onzekerheid in de markt over de hou
ding van de monetaire autoriteiten ten aan
zien van de forse groei van de geldhoeveel-
heid. Deze bevindt zich al geruime tijd bo
ven de norm en er klinken dan ook steeds
meer stemmen van monetaristen die een
opleving van de inflatie vrezen en daarom
een verkrapping van het beleid bepleiten.
Binnen de FED heerst geen eensgezind
heid; vooralsnog zijn de voorstanders van
het huidige soepele beleid onder aanvoe
ring van Volcker in de meerderheid, maar
het is duidelijk dat de speelruimte steeds
kleiner wordt, hetgeen de kansen op een
rentedaling ook verkleint.
Binnenlandse factoren hoeven in ons land
een daling van de korte rente niet in de weg
te staan. De al genoemde interventies voor
een bedrag van circa f 5 miljard betekenen
in principe een permanente verruiming van
die omvang. Dat de geldmarkt eind maart
niettemin nog een tekort vertoonde was
een gevolg van het behoorlijke tegoed van
het Rijk bij de Nederlandsche Bank. Als dat
saldo echter de komende maanden ver
dwijnt, hetgeen een seizoenmatig ver
trouwd beeld is, kunnen wij voor het eerst
sinds vele jaren weer een geldmarkt met
een overschot zien.
In zo'n situatie is het wellicht aantrekkelijk
voor de Agent van Financiën om de ruimte
af te romen via de uitgifte van schatkistpa
pier. Op 1 maart heeft de Staat via een ten
der van 5-jaars schatkistbiljetten tegen
een couponrente van 7% het schamele
bedrag van f210 miljoen opgenomen.
Daarna is tegen nu nog onbekende voor
waarden onderhands voor f750 miljoen
aan dergelijk papier geplaatst.
Dat de agent bij 7% niet zo veel animo
aantrof, hoeft geen verbazing te wekken
als men beseft dat de rente op de openbare
kapitaalmarkt toen ongeveer 7,4% be
droeg. Er is niet zo veel verschil tussen
schatkistbiljetten met een looptijd van 5
jaar en staatsobligaties met een gemiddel
de looptijd van 5 V2 jaar. Toen begin maart
dan ook de tweede openbare lening van de
Staat werd aangekondigd, was er sprake
van een couponrente van 7'/2% en als ex
traatje voor de belegger de mogelijkheid
de looptijd te verlengen tot maximaal 10
jaar. In eerste instantie bedraagt de gemid
delde looptijd 5'/2 jaar. Daardoor moet de
ze lening mogelijk worden afgelost in een
periode, de tweede helft van de jaren tach
tig, waarin een opeenhoping van aflossin
gen is geconcentreerd. Tegenover de f4
miljard die de Staat dit jaar moet aflossen
staat nu al een minstens 4 maal zo groot
bedrag in 1 988. Daardoor kunnen de her-
fiancieringsproblemen van de Staat in die
periode een grote omvang bereiken, zeker
als de banken dan weer ruimte zien voor
een groeiende kredietverlening aan de pri
vate sector of als buitenlandse beleggers
over minder middelen beschikken of zich
om andere redenen terughoudender op
stellen. Het verdient daarom de voorkeur
dat de Staat de looptijden van zijn leningen
verlengt. De laatste lening bracht overi
gens f 1 750 miljoen op.
De Amro Bank en de ABN emitteerden elk
voor f 1 50 miljoen aan kapitaalobligaties
met een couponrente van 8'A °/o om op die
manier hun garantievermogen uit te brei
den.
Op de secundaire markt lijkt de nadruk te
zijn verlegd naar de aandelensector. Daar
wordt vooral vanuit het buitenland een
grote vraag geregistreerd, terwijl er ook
van de zijde van de institutionele beleggers
een groeiende belangstelling is waar te ne
men. Deze omstandigheid zorgde er te za-
men met de renteontwikkeling in de
Verenigde Staten voor dat de kapitaal
marktrente een vrij stabiel beeld vertoon
de.