Beroepsonderwijs en bedrijfsopleiding 'Als je echt niet naar de HA VO kunt neem je genoegen met de MA VO. En als ook dat er niet in zit. dan kies je ten slotte maar voor het LBO'. Dat is een redenering die door veel Nederlanders wordt ge volgd bij de keuze van het vervolgonderwijs. Het beroepsonderwijs, en in het bijzonder het lager beroepsonderwijs, wordt beschouwd als een onaantrekkelijk alternatief. Daarbij komt nog dat het algemeen voortgezet onderwijs (MAVO en HA VO) door velen thans als eindonderwijs wordt be schouwd, terwijl anderen het na het Lager Beroepsonderwijs (LBO) voor gezien houden. niet alleen de relatie van het beroepson derwijs tot de marktsector, maar ook de re latie tot de collectieve sector. Zij komt tot de conclusie dat beroepsopleidingen in Nederland op een andere leest moeten worden geschoeid, onder meer om ade quaat te kunnen inspelen op een aantal maatschappelijke ontwikkelingen, waar door andere eisen worden gesteld aan een goede beroepskwalificatie. Op weg naar een meet Het onderwijs in ons land sluit niet aan op het bedrijfsleven. En een betere af stemming van het overheidsbeleid op universitair onderzoek en bedrijfsoplei dingen is dan ook hard nodig. Dat is kort samengevat een van de conclusies van de commissie-Wagner. Een 'kloof' tus sen vooropleiding en functie-eisen wordt vaak overbrugd door bedrijfso pleidingen. Dat geldt overigens niet al leen in het geval van schoolverlaters, maar ook - in toenemende mate zelfs - in dat van personeelsleden die ten ge volge van functieverandering gecon fronteerd worden met om-, her- en bij scholing. Over diverse aspecten van de hiermee samenhangende problematiek werd onlangs aan de TH-Twente een conferentie gehouden. De conferentie werd voorbereid door een commissie onder voorzitterschap van de auteur van dit artikel en bestond uit vertegen woordigers van bedrijfsopleidingen en van de TH-Twente. Eén van de leden van deze commissie, prof. dr. Tj. Plomp, be nadrukte op de conferentie onder meer het belang van een meer professionele aanpak van deze problematiek. Drs. J. G. L. Thijssen Onderwijskunde Volgens recente onderzoeksgege vens leveren deze drie schoolty pen (LBO, MAVO, HAVO) geza menlijk méér dan tweederde van alle schoolverlaters af. Blijkens een studie van de Stichting voor Economisch Onderzoek van de Universiteit van Amsterdam heeft 20 a 30 procent van deze groep schoolver laters zelfs na een jaar nog geen werkerva ring opgedaan. En dat terwijl de werkloos heid negatiever wordt beleefd naarmate ze langer blijft voortduren. Een somber perspectief dus, maar deson danks blijven velen kiezen voor dit soort eindonderwijs. Arbeidsmarkt Nu kan het nationale werkloosheidspro bleem natuurlijk niet geheel en al worden opgelost door deze mensen een andere vooropleiding te laten genieten. In een pe riode dat het absolute aantal banen daalt, zou daardoor slechts een relatieve ver- schuiving worden teweeggebracht. Als de een 'n baan krijgt, gaat dit immers ten kos te van werkgelegenheid bij de ander. Je zou eigenlijk verwachten, dat het bedrijfs leven bij een zo groot aanbod op de ar beidsmarkt tevreden is over de ruime keu ze uit sollicitanten en over de strengere se lectie-eisen, die daardoor gesteld kunnen worden. Maar voorzover bedrijven nog sollicitanten van buitenaf aantrekken, is de tevreden heid over de 'kwaliteit' niet erg groot. Afstemming onderwijs/arbeidsmarkt De relatie tussen onderwijs en arbeids markt is voor verbetering vatbaar. De af stemmingsproblemen die er zijn tussen onderwijs en arbeidsmarkt zijn vooral in hoge mate te constateren bij jongeren met een opleiding die onvoldoende toegesne den is op de beroepspraktijk. Dit is één van de bevindingen van de com- missie-Wagner, die onder meer aanbeve lingen heeft ontwikkeld om de afstemming te verbeteren tussen onderwijs en arbeids markt, zich daarbij beperkend tot het be roepsonderwijs. In haar advies betrekt zij Reactie Niet iedereen is het overigens eens met een dergelijke ombuiging. In een onlangs gehouden interview werd de Utrechtse hoogleraar onderwijskunde, prof. N. La- gerweij, gevraagd naar zijn reactie op de ideeën van de commissie-Wagner. Over de wijze waarop de school dient in te spe len op de maatschappelijke veranderingen zei Lagerweij: 'Wij moeten de school een functie geven in het hier en nu van de jon geren en niet een functie voor later. De school is een verblijfplaats voor de jonge ren van nu en geen leerfabriek voor de vol wassenen van morgen.' Lagerweij merkte voorts op: 'Ik schrik van opvattingen over het onderwijs, die naar mijn idee nog een beeld van de school in zich dragen uit de voorbije tijd. Van de school die nog heel nadrukkelijk een een zijdige maatschappelijke functie heeft: jongeren opleiden voor een volwaardig be roep.' Volgens Lagerweij heeft de school tot taak de rijk geschakeerde talenten van jongeren te ontwikkelen. Dit geldt echter met name voor het basisonderwijs en het algemeen voortgezet onderwijs, niet zozeer voor het beroepsonderwijs. En dat is ten slotte het onderwijs waartoe de commissie-Wagner zich beperkt. Ook is het nog maar de vraag of de com missie-Wagner eenzijdigheid wil bena drukken. Bovendien, wie voor een be roepsopleiding kiest, mag verwachten be roepsgerichte kwalificaties aangeleerd te krijgen. Beroepsgericht is overigens nog

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1983 | | pagina 34