weg naar vernieuwing
Aantrekkingskracht
Het agrarisch onderwijs staat sterk in de belangstelling.
Jaarlijks volgen circa 30 000 leerlingen lager agrarisch
onderwijs; 14 000 volgen middelbaar agrarisch onder
wijs, 5 000 hoger agrarisch onderwijs en 6 000 leerlingen
volgen het onderwijs aan de Landbouwhogeschool te Wa-
geningen. Naast deze dagschoolopleidingen nemen nog
zo'n 30 000 jongeren en ouderen deel aan agrarisch ge
oriënteerde cursussen. Deze cijfers maken duidelijk dat
niet iedereen die een agrarische school doorloopt op het
boeren- of tuindersbedrijf terecht komt. Velen vinden een
baan in de agrarische industrie, de landbouwdienstverle-
ning en in de 'groene sector', zoals de gemeentelijke plant
soenendiensten en de bosbouw. Vooral de praktische in
slag van het agrarisch onderwijs heeft voor velen, ook de
genen zonder agrarische achtergrond, aantrekkings
kracht. Lagere agrarische scholen die een tiental jaren ge
leden op de grens van het bestaan balanceerden, zijn door
Praktische vaardigheid
Ondanks de grote aandacht in het beroepsonderwijs voor
de vorming tot ondernemer wordt de praktische vaardig
heid niet vergeten. Op speciale praktijkscholen wordt leer
lingen van de middelbare argrarische scholen het werken
in de praktijk bijgebracht. Er zijn 11 van die praktijkscho
len; voor de tuinbouw, de melkveehouderij, de varkens
houderij enzovoort. De leerlingen brengen meestal enkele
weken per jaar op deze scholen door. Daarnaast is er ruim
te voor stage op land- en tuinbouwbedrijven. Hoge eisen
worden gesteld aan het lerarenkorps dat de leerlingen tot
zelfstandige ondernemers opleidt. Uitwisseling van voor
lichters en leraren ziet het ministerie van Landbouw als
een mogelijkheid die meer moet worden benut. In feite
komt een moderne variant van de vroegere wandelende
landbouwleraar dan weer in beeld. Agrarisch onderwijs op
hoger niveau bieden de Hogere Agrarische Scholen (HAS-
sen) en de Landbouwhogeschool in Wageningen. De
de instroming van leerlingen opnieuw tot bloei gekomen.
Nieuwe structuur
Als voorbereiding tot agrarisch ondernemer is de Middel
bare Agrarische School het meest aangewezen schoolty
pe. Daarvan zijn er 48 verspreid over het land. Deze school
is niet alleen dagschool, maar ook centrum voor cursussen
en zal in de toekomst zowel onderwijs in voltijd als in deel
tijd kennen. In de beoogde nieuwe onderwijsstructuur zal
dit schooltype gaan fungeren als de agrarische beroeps
opleiding na het vervolgonderwijs voor 12- tot 1 5-jari
gen. Het lager agrarisch onderwijs behoudt in deze visie
niet zijn huidige functie. Oriëntatie op de landbouw en op
de natuur zou volgens de Nota Voortgezet Basisonderwijs
van minister Deetman een vak worden in het nieuwe
voortgezette basisonderwijs. Voor het afzonderlijke lagere
beroepsonderwijs zou dan geen plaats meer zijn. De nieu
we onderwijsstructuur zou nogal wat gevolgen kunnen
hebben voor een school die zijn plaats in het onderwijs
duidelijk heeft bewezen. Temeer omdat de landbouwor
ganisaties zich nauw verbonden voelen met de lagere
agrarische scholen. Zij zijn veelal initiatiefnemers geweest
van dit onderwijs en nog steeds nauw betrokken bij het be
sturen van de lagere agrarische scholen.
De meerderheid van de huidige boeren en tuinders heeft
een lagere agrarische opleiding gevolgd, veelal aangevuld
met cursussen. In de huidige tijd kan, zeker wanneer zelf
standige bedrijfsuitoefening het doel is, een middelbare
beroepsopleiding eigenlijk niet gemist worden. De tijd, dat
(mee)werken in de kas als beste voorbereiding voor een
succesvol tuinder werd beschouwd, is voorbij. Bij de jonge
boeren ligt het percentage dat de Middelbare Agrarische
School (MAS) heeft gevolgd rond de 50. De gedachte om
de nadruk van de agrarische opleiding nog meer bij de
MAS te leggen verdient ondersteuning. Het aantal MAS-
sen zal dan wel moeten toenemen.
HAS-sen leiden eveneens op tot praktische boeren en
tuinders. Maar het afzetgebied ligt toch meer bij de agrari
sche industrie en de agrarische organisaties en diensten.
Aan enkele hogere agrarische scholen is ook een leraren
opleiding verbonden. De LH vormt de kweekvijver voor
wetenschappelijke landbouwonderzoekers. De land
bouwhogeschool en de onderzoeksinstituten gaan de ko
mende jaren intensiever samenwerken bij de opleiding
van studenten en bij het onderzoek. Een goede zaak, in de
ze tijd van minder financiële armslag. Wel dient in het oog
te worden gehouden dat ook op dit niveau onderzoek en
onderwijs beide naar het bedrijfsleven goed geopende
vensters gouden.
Agrarische paraplu
De samenwerking met bedrijfsleven en andere onderdelen
van het landbouwbeleid zoals voorlichting en het land
bouwkundig onderzoek, vormt een belangrijk motief om
landbouwonderwijs bij het vakministerie te laten en niet
onder de paraplu van het ministerie van Onderwijs te
brengen. Overigens bestaat er wel zo'n scherm wanneer
het bijvoorbeeld gaat om de klassegrootte, de salariëring
van leerkrachten en dergelijke. Op dat punt volgt het mi
nisterievan Landbouw de richtlijnen van het ministerie van
Onderwijs.
Balans
De invloed van het onderwijs is een zaak het van ministérie
van Landbouw en de onderwijsbesturende instellingen.
Overleg over onderwijszaken tussen de landbouworgani
saties en agrarische werknemersorganisaties vindt plaats
in de Onderwijscommissie van het Landbouwschap. Van
daaruit wordt regelmatig met het ministerie van Land
bouw overleg gepleegd. Een samenwerkingspatroon bin
nen het agrarisch bedrijfsleven en met de overheid dat de
komende jaren de bezuinigingen en de vernieuwing in ba
lans moet houden.