at ons bezighoudt
Wob
Jertrouwen beschaamd?
te benaderen. Dat beleid is geslaagd en
Alet een 'parlement'!
De laatste herschikking in het Europees
Monetair Stelsel ligt alweer een maand
achter ons. De stofwolken die door het po
litieke geworstel werden opgeworpen, zijn
inmiddels weer gaan liggen, zodat wij rus
tig de gevolgen kunnen beschouwen.
Voor ons land was het meest opvallende
dat de gulden met de revaluatie is achter
gebleven bij de Duitse mark. De laatste ja
ren was het wisselkoersbeleid er steeds op
gericht de koersontwikkeling van de gul
den in de pas te laten lopen met die van de
mark, zodat ertussen deze munten een na
genoeg constante waardeverhouding
bleef bestaan. Op die manier moesten wij
ons de nodige discipline opleggen bij ons
streven het lage Westduitse inflatietempo
heeft er toe geleid dat zowel de inflatie als
de rente in ons land tot de laagste ter we
reld behoren en dat er internationaal een
groot vertrouwen in de gulden heerst. On
danks bezwaren van de Nederlandsche
Bank heeft de regering deze keer besloten
2 procent bij de mark achter te blijven, om
dat de Duitse munt volgens minister Ru-
ding om politieke redenen meer in waarde
werd verhoogd dan op grond van econo
mische factoren voor de hand lag.
Het directe gevolg van het achterblijven
van de gulden is dat onze exporteurs in
West-Duitsland iets goedkoper kunnen le
veren, hetgeen wellicht de afzet zal verho
gen. Ten opzichte van concurrerende ex
porteurs uit andere EG-landen ondervin
den zij nu een geringer nadeel dan anders
het geval zou zijn geweest. Onze invoer
vanuit West-Duitsland zal iets duurder
worden, hetgeen een minieme verhogende
invloed op onze inflatie kan hebben, terwijl
het voor binnenlandse bedrijven die met
Westduitse exporteurs moeten concurre
ren, een klein voordeel kan betekenen.
De revaluatie van de gulden ten opzichte
van de andere munten maakt ons land in
eerste instantie duurder, maar door onze
zeer lage inflatie zal dat effect weer ver
dwijnen en zal onze concurrentiekracht
weer groeien. Voor een aantal agrarische
produkten, zoals granen, suiker, vlees, eie
ren en pluimvee, zijn de effecten direct al
beperkter, omdat voor die produkten de
veranderingen van de interventieprijzen
die een gevolg zijn van de herschikking,
grotendeels worden gecompenseerd.
De directe gevolgen van het afstand ne
men van de mark lijken dus positief. Op de
wat langere termijn echter kunnen de be
zwaren van de Nederlandsche Bank een rol
gaan spelen. Tot nu toe kon men er in de in
ternationale valutamarkt vrijwel 'zeker' van
zijn dat de gulden de mark zou volgen. Het
Nederlandse wisselkoersbeleid gaf daar
alle aanleiding toe. Hoewel dat beleid
vruchten heeft afgeworpen, heeft men het
deze keer losgelaten, volgens de minister
'in het licht van unieke politieke omstan
digheden'. Het is echter zeker denkbaar
dat de markt van mening is dat unieke poli
tieke factoren altijd een rol zullen spelen en
dat die dus niet als excuus kunnen dienen.
Een irrationele factor als vertrouwen speelt
in de financiële markten een zeer belangrij
ke, zo niet overheersende rol. De komende
tijd zal leren of het buitenland bereid is te
geloven in de eenmaligheid van het ge
beurde.
Voor de zoveelste keer, maar nu wel heel
sterk, is een allang bestaande indruk be
vestigd. Onze Centrale Kring vergadering
is toch wel een heel bijzonder instituut in
onze organisatie! Wij doelen hiermee op
wat ons heeft getroffen bij de bijeenkomst
van de CKV op 1 6 maart, de eerste van het
jaar.
Het begon al met het welkom dat voorzit
ter Rinze Zijlstra richtte aan een groot aan
tal buitenlandse gasten, deelnemers aan
de mee door ons in Wageningen georgani
seerde (derde) Internationale Cursus Land
bouwkrediet en Coöperatief Bankwezen.
Zijlstra legde niet uit, dat het een bijeen
komst was van 1 32 mensen, van wie een
ieder van de 44 kringen er drie heeft aan
gewezen. Hij vertelde ook niet, dat die ver
gadering statutair nooit verder kan komen
dan 'adviseren'. Nee, Zijlstra wist het veel
korter en krachtiger te zeggen: 'Dit hier is,
wat wij plegen te noemen het Raboparle-
ment'!
Een typering, die door de daaropvolgende
lange en inhoudrijke vergadering volledig
bewaarheid werd! Men zou haast wensen
dat het een 'echt' parlement was geweest,
met publieke tribune, perstafel en versla
gen. Die kanten ontbreken bij ons - van
zelfsprekend -, maar een 'Raboparlement'
mogen we onze CKV toch zeker noemen.
Waaruit dit dan wel blijkt? Wel, allereerst
uit de zware punten, die behandeld wer
den. Zwaar, niet in de zin van controver
sieel, maar in de zin van moeilijk. Immers,
ook onze banken moeten in deze tijd vaak
tussen allerlei klippen door hun weg vin
den. Geen wonder, dat in zulke gevallen
pro en contra overwogen wordt en de ene
weg met de andere wordt vergeleken. Ons
'parlement' is daar op onderling zeer uit
eenlopende punten intensief mee bezig
geweest. De overlegkunst, waar we het als
organisatie in de loop der jaren toch al ver
in gebracht hebben, bereikte naar ons ge
voel op 1 6 maart een grote hoogte. Na
tuurlijk is er ook de'groene tafel': voorzitter
Zijlstra wordt aan weerszijden geflankeerd
door de leden van de Raad van Beheer en
de Hoofddirectie. Welnu, als we de verge
lijking even te ver door mogen trekken: tus
sen 'regering' en 'parlement' was er weer
een zeer open verstandhouding.
Wat opviel in de discussie was, dat ook als
het over ingewikkelde financiële kwesties
of beleidspunten ging, een beroep gedaan
werd op de eigen aard van onze banken. In
tal van gevallen kon je van vóór én achter
de groene tafel uitspraken optekenen als:
'dat past niet of wel voor een coöperatieve
bank', 'vanuit onze coöperatieve benade
ring moet het zus of zo', of ook: 'we hebben
het er op een bepaald punt moeilijk mee'.
Vele voorbeelden zouden er voor zijn aan
te halen, dat onze CKV zich telkens - ook
op ogenschijnlijk puur banktechnisch ter
rein - inspant het coöperatieve karakter
van onze organisatie mee te laten spreken.
Waarschijnlijk wordt dat mee door de hui
dige tijdsomstandigheden bevorderd,