procent devalueerde, was de algehele eco nomische situatie zodanig, dat op de de preciatie geen rentestijging volgde. Integendeel, de voortgaande daling had een nieuwe conversiegolf tot gevolg. De rente lag dusdanig laag - conversie emissies van 3 procent kwamen aan de orde - dat in het najaar van 1937, op initiatief van de toenmalige Nederlandsche Vereeniging ter bevordering van het Ver zekeringswezen, een overleg tot stand kwam tussen de levensverzekeringmaat schappijen en de pensioenfondsen der bij het Verbond van Nederlandsche Werkge vers aangesloten ondernemingen. De Rijksfondsen, inclusief de RPS, de spaar banken aangesloten bij de Nederlandsche Spaarbankbond alsmede de beide Coöpe ratieve Centrale Banken sloten zich hierbij aan. Het Overleg in Beleggingszaken, ook wel genoemd het 'Beleggersfront' was ge boren. Naast minimum-rendementseisen ten aanzien van bijvoorbeeld 40-jarige overheidsleningen - 3'Zt procent open baar, 3V2 procent onderhands - kwamen er afspraken omtrent conversie/vervroeg de aflossing, boetebepalingen enzovoorts. De belangen van een zeer groot aantal spaarders en verzekerden dreigden in het gedrang te komen en men hoopte door de ze afspraken excessen in de markt te voor komen en een toestand van rust te bewerk stelligen. Men wilde verder voorkomen, o.a. door eikaars leningen te respecteren, dat de geldgevers tegen elkaar uitgespeeld zouden worden. Resultaat heeft het optreden van de beleg gers wel gehad. In 1 937 al deed het princi pe van de gestaffelde rente zijn intrede en ook de Staat, op wiens leningen de voor waarden van het beleggersfront niet van toepassing waren, hanteerde dit principe in zijn grote conversielening van begin 1938. Door de toenmalige politieke ont wikkelingen lag het renteniveau eind 1 938 circa 1 procent hoger, waarmee voor de beleggers weer een enigszins accepta bel niveau bereikt was. Vervallen Bij het uitbreken van de Tweede Wereld oorlog werden de bestaande voorwaarden vervallen verklaard, maar het Overleg zelf werd niet ontbonden. Gedurende de oor logsjaren beperkten de onderhandse acti viteiten zich, behoudens nog wat lange le ningen in het begin, waaronder voorde NV Bank voor Nederlandsche Gemeenten, grotendeels tot gemeentekasgeld. De in voering van het zogeheten rente-gamma, waarbij uiteindelijk het departement van Binnenlandse Zaken bepaalde tegen welk rendement leningen van 1 jaar en langer door de lagere overheid mochten worden afgesloten en waarmee de overheid beoogde de rente in neerwaartse rich ting te beïnvloeden, was hier mede debet aan. Opvallend was wel dat in de kasgeldmarkt ook het bedrijfsleven als gever ging optre den. De industrie had onvoldoende grond stoffen, dientengevolge weinig produktie en was als het ware uitverkocht. Gemeen tekasgeld was een van de schaarse moge lijkheden om de beschikbare middelen nog enigszins rendabel te maken. De kortlo pende financiering bij de overheid leidde overigens wel tot een enorme toename van de vlottende overheidsschuld, van ruim 4 miljard eind 1 939 tot ruim 23 miljard met een na de oorlog. De heer Verbist en diens zoon, die gedurende de oorlog eveneens op het kantoor werkzaam was, kwamen de oorlog betrekkelijk goed door. In het kader van de door de bezetter ingevoerde pu bliekrechtelijke bedrijfsorganisatie kregen zij daarbij te maken met de instelling in 1 941 van de Vakgroep 'Bankmakelaars', in 1943 nog wat verder uitgesplitst in de Vakgroep 'Onderhandsche en Kasgeldlee- ningen'. In 1945 kwam de Staat met de beleggers overeen, dat voorshands be staande geldleningen op 3'/2 procent en lager niet voor conversie in aanmerking kwamen. In 1946 liet de Staat dit principe echter weer varen, waardoor tot 1948 opnieuw aanzienlijke conversieactiviteiten plaats vonden. Reden waarom het Beleggers front weer actief werd. Ditmaal echter moesten de Rijksfondsen zich uit het Over leg terugtrekken, waardoor het front de rentedaling slechts gedeeltelijk wist in te dammen, getuige het op dat moment gel dende rentegamma. Dit alles speelde zich af tegen het decor van geldsanering en ef fectenregistratie. Het in werking treden van de Marshallhulp in 1948 en de Euro pese Betalings Unie in 1 950 luidde het be gin van een monetaire liberalisatie in. In Nederland groeide, vooral bij de lagere overheid, de behoefte aan kapitaal voor met name woningbouw sterk. Het te krap pe keurslijf van het rentegamma leidde in de onderhandse markt tot allerlei con structies, die het rendement voor de beleg gers aantrekkelijk moesten maken. De burgerzinlening dient in deze tijd ge plaatst te worden. De heer Verbist, die in 1 949 zijn eenmans zaak omzette in een vennootschap onder firma, met zijn dochter als medevennoot, beperkte zich in deze tijd niet alleen tot de onderhandse geld- en kapitaalmarkt, maar bemiddelde ook in de internationale han del en het daaruit voortvloeiend kapitaals- verkeer. Contacten met o.a. Portugal en Angola zijn in de dossiers te vinden. Na de watersnoodramp in 1 953 was hij mede getuige van de oprichting van de Ne derlandse Waterschapsbank, die naast de ruim 30-jarige Bank voor Nederlandsche Gemeenten in de markt zou gaan opereren. Het inmiddels weer gedaalde renteniveau stelde in die tijd overigens de overheid weer in staat binnen het rentegamma le ningen aan te trekken. Naast de overheid betrad nu ook het bedrijfsleven als geldne- mer de onderhandse markt. Ondanks zijn gevorderde leeftijd speelde de heer Verbist soepel in op de nieuwe marktontwikkelin gen. Hij schroomde zelfs niet om enige ja ren later net als in 1 923 erop uit te trekken, ditmaal echter naar Belgische gemeente en provinciebesturen, om daar deels on derhandse deels openbare leningen te plaatsen. Toen in 1952 de Vakgroep On derhandsche- en Kasgeldleeningen werd opgeheven en daarvoor in de plaats de Vereniging van bemiddelaars bij kasgeld en andere onderhandse leningen werd op gericht, stelde hij zich beschikbaar als be stuurslid. In deze functie was hij tot aanzijn overlijden actief. Waar de heer Verbist wel moeite mee had was het idee een opvolger voor zijn kantoor aan te trekken, iets waar zijn zoon en doch ter al geruime tijd op aandrongen. Wel werd in 1 959 het kantoor omgezet in een naamloze vennootschap. Naast de heer Verbist als directeur, zijn zoon als ge delegeerd commissaris en zijn dochter als medecommissaris, werden in dat jaar nog twee algemene procuratiehouders aange steld, de heren Dixon en Bergervoet. Maar een feitelijke opvolging werd niet geregeld. In bancaire kring bleek overigens belang stelling te bestaan voor deelname in de vennootschap, maar de heer Verbist wilde zover niet gaan. Vermeldenswaard is nog dat in die tijd de secundaire handel in onderhandse lenin gen in studie werd genomen. De feitelijke oprichting van de vereniging tot bevorde ring van die handel heeft de heer Verbist, die in september 1964 overleed, echter niet meer meegemaakt. In tegenstelling tot de onderhandse markt in Duitsland heeft de onderhandse markt alhier nooit een ge structureerde secundaire handel van de grond gekregen. Paraplu hbbhbhbhbhh Het overlijden van de heer Verbist op 23 september 1964 liet het kantoor, waar in 1 963 de heer Van Coeverden de vacature had opgevuld, die was ontstaan door het vertrek van de heer Bergervoet, zonder op volger achter. Zijn zoon, die door eigen drukke werkzaamheden geen mogelijkhe den zag de daadwerkelijke leiding over te nemen, was dan ook uitermate gelukkig dat onder de paraplu van de Coöperatieve Centrale Boerenleenbank, waarmee in het verleden al intensieve contacten beston den, de continuïteit van het bemiddelings kantoor gewaarborgd was en er onder de dagelijkse leiding van de heren Dixon en Van Coeverden ingespeeld kon worden op een 10-jarige periode van_centrale finan ciering, waartoe de Wet Kapitaaluitgaven Publiekrechtelijke Lichamen de overheid de ruimte bood. Na het overlijden van de heer Dixon in maart 1 973 bleef de heer Van Coeverden tot 1980 alleen belast met de dagelijkse leiding. Voor de huidige gang van zaken bij H. P. Verbist BV verwijzen wij gaarne naar het desbetreffende artikel in de uitgave van februari 1982 van dit blad. Voor een uitgebreide beschouwing van de periode vanaf 1965 achten wij het jaar 1 998 beter geschikt.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1983 | | pagina 23