Het was destijds immers gebruikelijk dat het feit dat de heer Verbist ook toen al, Verbist, intermediair sinds 1923 (Vervolg van pagina 19) f 1 30.000,- te willen verstrekken, waar mee de financiering van de bouw van de watertoren verzekerd was. De basis van onze huidige onderhandse kapitaalmarkt was gelegd, want de heer Verbist was één van de eersten, zo niet dè eerste die beroepsmatig ging bemiddelen bij het plaatsen van leningen op onder handse schuldbekentenis. Dergelijke le ningen waren weliswaar al eerder, zonder gebruik van tussenpersonen, incidenteel en in beperkte mate terecht gekomen in de portefeuilles van banken, rijksfondsen en verzekeraars, waar ze balanstechnisch vaak verdwenen onder de post effecten. Maar een bewuste strategie om in deze vermogenstitel te gaan beleggen was nog niet eerder gehanteerd door de institutio nele beleggers, waarvan de verzekeraars de belangrijkste groep vormden. En dat zouden ze nog zo'n kwart eeuw blijven. Naast de al eerder geschetste ontwikkelin gen hebben de administratieve eenvoud van deze leningsvorm, de voor beide le ningspartijen lage kosten, alsmede de mo gelijkheid voor de geldgeefster de beleg ging tegen nominale waarde en a pari op de balans te zetten mede bijgedragen tot de enorme groei van deze beleggings vorm. Tegen de achtergrond van het natio naal en het internationaal financieel-eco- nomische gebeuren in de daaropvolgende decennia kwam er aldus een onderhandse kapitaalmarkt op, waar het buitenland met afgunst naar kijkt. Om een en ander nog meer in zijn histo risch perspectief te plaatsen, zij vermeld dat in dietijd de Nederlandsche Bank ijver de voor een versteviging van de positie van de Amsterdamse accept- en geldmarkt. Deze had tijdens de Eerste Wereldoorlog bij de financiering van de internationale handel de Londense markt in aanzienlijke mate weten te verdringen. Naast maatre gelen ter versoepeling van het acceptkre diet werden er in 1 926 ter verkrijging van een goed werkende geldmarkt aan vier wisselmakelaars alsmede de twee kas siers-instellingen (Associatie-Cassa en Kas-Vereeniging) speciale belenings- en discontofaciliteiten verleend. Het conjuncturele herstel in de wereld na een dieptepunt in 1923 en het herstel van de gouden standaard in 1 925 in een aantal landen, waaronder Nederland droegen te zamen met een gerichte discontopolitiek van de Nederlandsche Bank, het hunne bij aan het ontwikkelen van het internationale karakter van de Nederlandse geldmarkt. De heer Verbist toucheerde met zijn eerste bemiddelingsprovisie (toen nog een Vi procent) over de beide Hillegomleningen meer dan hij in een paar maanden als refe rendaris bij de Post verdiende. Reden waarom hij besloot zich als intermediair in te laten schrijven, zijn intrek nam in het pand aan de Nieuwe Uitleg 25 te 's-Gra- venhage, teneinde relaties op passend^ wijze te kunnen ontvangen, en voorts de De oprichter H. P. Verbist. PTT liet weten af te zien van zijn aanspraak op wachtgelduitkeringen. Voorspoedig De zaken ontwikkelden zich voospoedig, overeenkomstig zijn verwachtingen. Al snel werd de fiets verruild voor een auto. zowel geldgevers als geldnemers zoveel mogelijk persoonlijk werden bezocht, ter wijl zijn werkterrein na enige tijd het gehele land bestreek. Aan geldnemende zijde bleken behalve ge meenten en provincies ook water- en pol derschappen geïnteresseerd in het onder handse. Hoewel in hoofdzaak gericht op deze leningen, schroomde Verbist niet in voorkomende gevallen zijn diensten aan te bieden bij het aantrekken van hypothecaire kredieten en het plaatsen van obligatie leningen. Zo werd door hem in 1926 onder meer een obligatielening, groot f 1 100000,- van de Spoorwegmaat schappij Zuid-Beveland ter beurze geno teerd. De behandeling van de leningsaanvragen bracht overigens flink wat werk met zich mee, want ze werden niet zo maar gehono reerd. Zo verlangden de geldgevers alvorens te offreren een door de geldnemende over heid ingevulde, uitgebreide vragenlijst, bij voorbeeld betreffende het aantal inwo ners, de inkomsten uit bezittingen en be lastingen, de begroting, de lopende schul den, de politieke samenstelling van de raad enzovoorts enzovoorts. Leningen werden daadwerkelijk afgewe zen op grond van een in de ogen van de geldgever verkeerde politieke samenstel ling van de raad, danwel wegens een te hoog risico van glasbreuk in bijvoorbeeld de Westlandse gemeenten. De bijkomende leningsvoorwaarden zoals conversieverbod gedurende een aantal ja ren, het al dan niet opnemen van een obli gatieclausule, de hoogte van de in reke ning te brengen boete bij vervroegde aflos sing waren herhaaldelijk onderwerp van discussie. Overigens werden in de aan vangsjaren provisies bedongen, variërend van 'M tot zelfs 1 procent, hoewel 3/8 procent het meest gebruikelijk was. Dat er niets nieuws onder de zon is blijkt uit zeer tot zijn ongenoegen, moest meema ken dat, na uitvoerige voorbereidende be- middelswerkzaamheden zijnerzijds, geld nemende overheidspartijen niet schroom den rechtstreeks contact op te nemen met de potentiële geldgever en de lening buiten hem om afsloten. De groei van de onderhandse kapitaal markt kreeg overigens een extra stimulans doordat vanaf 1925/1 926 de overheid, bij voortdurend dalende kapitaalmarkttarie ven, op grote schaal overging tot het con verteren van hoogrentende leningen en woningvoorschotten. Concurrentie kon dan ook niet uitblijven. Banken, effectencommissionairs en dis contohandelaren namen de onderhandse bemiddeling ook ter hand. Het abrupt einde in 1 929 van het conjunc turele herstel, gevolgd door een diepe de pressie die een jaar of vijf zou duren, waar bij ten opzichte van de gulden valuta's als het pond en de dollar werden gedeva lueerd en de rentevoet zich per saldo in neerwaartse richting bleef ontwikkelen, vergrootte slechts de onderhandse activi teiten. De beleggers keerden zich nage noeg volledig af van buitenlandse effecten. Tezelfdertijd werden de beleggingen van de sterk gegroeide Rijksfondsen in 1930 gestructureerd via de Beleggingswet en de daaruit voortvloeiende oprichting van de Centrale Beleggingsraad. De neerwaartse druk op de rente bleef groot, mede doordat het buitenland meen de zijn kapitaal in Nederland veilig te kun nen stellen. Toen Nederland als laatste in september 1936 de gouden standaard losliet, waarmee de gulden feitelijk met 20

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1983 | | pagina 22