woelige baren!
De basisfinancieringen in de
glastuinbouw kennen een loop
tijd van ongeveer 1 5 jaar. Dit be
tekent, dat de Rabobankorganisatie zich
voor een lange reeks van jaren verbonden
heeft om de glastuinbouw te financieren.
Het feit, dat de Rabobanken voor ongeveer
f 4 miljard bij glastuinbouwbedrijven heb
ben uitstaan, bevestigt dit.
Het is derhalve voor de organisatie van be
lang een visie te hebben op het perspectief
van de bedrijfstak op middellange termijn.
Concurrentiepositie
Van de tuinbouwproduktie in Nederland
wordt ongeveer twee derde geëxporteerd.
In het gehele internationale handelsge-
beuren binnen de Europese gemeenschap
neemt Nederland een doorslaggevende
plaats in. Een verschuiving van de concur
rentiekracht kan derhalve ingrijpende ge
volgen hebben voor de Nederlandse tuin
bouwsector.
In de zomer van 1 982 is een diepgaand on
derzoek afgerond naar de concurrentiepo
sitie van de Nederlandse glastuinbouw en
de eventuele veranderingen die zich hierin
kunnen voordoen.
Conclusie van het onderzoek was, dat de
concurrentiepositie van de Nederlandse
glastuinbouw relatief sterk is en dat er
geen aanwijzingen zijn, dat deze zich op
korte termijn drastisch zal wijzigen.
Vooralsnog ziet het er naar uit, dat de Mid
dellandse Zee-produkten, zowel wat aan-
voerperiode als wat kwaliteit betreft,
slechts in beperkte mate met het Neder
landse produkt concurreren. Zo blijkt, dat
detomaten uit Zuid-Spanje (alleen al in het
gebied rond Almeria in Zuid-Spanje staat
8.000 ha onder plastic) slechts in grote
hoeveelheid en van een voldoende kwali
teit op de Westduitse markt komen op het
moment dat de Nederlandsche markt geen
tomaten aanbiedt.
Naast de directe produktie-omstandighe-
den zijn er nog tal van andere factoren die
een rol spelen.
Zo duurt in Spanje de aanvraagprocedure
voor een financiering gemiddeld 1,5 tot 2
jaar, waarbij het goed mogelijk is, dat de
ondernemer bij een uiteindelijke positieve
beslissing op de financieringsaanvrage te
horen krijgt, dat er geen geld meer is om uit
te zetten in de agrarische sector. De Neder
landse tuinbouwondernemer weet zich ge
steund door een coöperatieve bank die
zich tot doel heeft gesteld nu en in de toe
komst haar leden, en dus ook haar glas-
tuinbouwleden, van financieringen te voor
zien, waarbij de levensvatbaarheid van het
bedrijf het criterium is en de beschikbaar
heid van middelen geen belemmering
vormt.
Verder moet niet onderschat worden hoe
veel aandacht de ondernemers in Spanje
moeten besteden aan de afzet van hun
produkten. Aandacht, die de Nederlandse
ondernemers kunnen besteden aan een
verdere verhoging van de produktie.
Tenzij zich drastische, thans niet te voor
ziene wijzigingen in de markt voordoen,
ziet het ernaar uit, dat de concurrentieposi
tie van de Nederlandse glastuinbouw zich
kan handhaven en mogelijk zelfs nog ver
sterken.
Dit betekent, dat de tuinbouw op het ogen
blik weliswaar een aantal problemen er
vaart, maar dat de indruk bestaat, dat veel
van deze problemen oplosbaar zijn en dat
de sector op zich gezond blijft. Met dit
beeld voor ogen kunnen zowel onderne
mers, als overheid en de banken een ge
richt beleid uitstippelen.
Rentabiliteitsontwikkeling
De afgelopen 10 jaar heeft de glasgroen
tesector een sterke stijging van de pro-
duktiviteit gekend. De gemiddelde omzet
per m2 glas is in 10 jaar tijd meer dan ver
dubbeld. In 1973 was een opbrengst van
ongeveer f 20,-/m2 glas al heel bevredi
gend. Thans wordt eerder gedacht aan een
opbrengst van rond de f 45,-/m2. In de
zelfde tijd zijn echter de energiekosten per
m glas nagenoeg verdrievoudigd, te weten
vanf 3,50/m2 glas tot ruim f 10,-/m2glas.
Inmiddels is hard aan de energie-efficiency
gewerkt. De energiekosten bedroegen in
het begin van de jaren zeventig ongeveer
1 5% van de jaaromzet. Vervolgens stegen
deze tot 24% van de jaaromzet in 1 979,
waarna voor het eerst een daling is opge
treden tot 21 a 22 in 1 980 en 1 981
Een dergelijke daling is van groot belang.
Voor het eerst wordt de opbrengst per
f 1,- aardgas weer verhoogd, waardoor
ondanks de sterk gestegen gasprijzen het
rendement van het gas niet is afgenomen.
Hoewel de sterke stijging van de gasprijs in
1 982 nog gedeeltelijk verwerkt moet wor
den, groeit het vertrouwen, dat de relatie
opbrengsten/energiekosten niet verder
verslechtert.
De rentabiliteit van de snijbloemensector
is bedrijfseconomisch gezien sinds 1974
negatief geweest. Sinds 1978 treden zelfs
jaarlijks belangrijjce ontsparingen op, het
geen direct de liquiditeitspositie aantast.
Onzerzijds is een jaar geleden berekend,
dat mede ten gevolge van de toen bekende
gasprijsverhogingen de opbrengsten van
de snijbloemen met 20 a 25% moesten
stijgen om de noodzakelijke bedrijfskosten
te kunnen betalen. Hiervan lijkt inmiddels
10 a 1 5 gerealiseerd te zijn. Dit is beslist
geen kleine opgave. Het is overigens niet
overdreven te stellen, dat opbrengstverho
ging hét probleem voor de snijbloemen
sector in de jaren tachtig zal worden. De
kosten, die gemaakt moeten worden voor
de produktie, zijn over het algemeen be
kend. De mogelijkheden om hierop te be
sparen zijn weliswaar aanwezig, maar toch
beperkt. In dit licht zal ook de besparing
van de energiekosten bezien moeten wor
den. Energiebesparing mag beslist niet ten
koste gaan van de produktie.
Wat het individuele bedrijf betreft, zal blij
vend en met kracht gezocht moeten wor
den naar mogelijkheden om de produktie
te verhogen. Landelijk gezien zal de pro
duktie echter niet te snel moeten stijgen.
De afzetmarkten, met name in Duitsland,
vertonen verzadigingsverschijnselen.
Uitbreiding van de Nederlandse produktie
zal derhalve met name geplaatst moeten
worden in nieuwe afzetmarkten. De groei
van de export naar andere landen dan
Duitsland (Amerika) geeft overigens ook
aan, dat het exportvolume verder kan toe
nemen.
Van potplanten lijkt het aanbod dermate
snel toe te nemen, dat de prijsvorming on
der druk komt te staan. Dit blijkt ook uit de
dalende rentabiliteit gedurende de afgelo
pen paar jaar en de meest recente prijsvor
ming.
Vervolg op pagina 27