top Williamsburg kan begin zijn
Conclusie
Terreinen van coördinatie
het wisselkoerssyteem. De hiervóór be
schreven situatie van onevenwichtige wis
selkoersverhoudingen toont de noodzaak
hiertoe al aan. Een stabieler mondiaal wis
selkoerssyteem kan een waardevolle bij
drage leveren aan herstel van de wereld
handel, omdat het de zekerheid verhoogt
bij de financiering van internationale goe
deren- en dienstentransacties. Overigens
kan een herstel van wisselkoersverhoudin
gen niet los worden gezien van de coördi
natie van het monetaire en het begrotings
beleid.
Als derde terrein van internationale coördi
natie geldt de stabiliteit van het internatio
nale financiële systeem. Nationale overhe
den zullen nauw moeten samenwerken
met internationale financiële instellingen
en commerciële banken, ten einde zowel
de schuldenproblematiek beheersbaar te
houden, alsook de netto kapitaalstroom
naar ontwikkelingslanden in gang te hou
den.
Als vierde element geldt dat aan iedere
vorm van protectionisme zo snel mogelijk
een einde moet worden gemaakt. Tijde
lijke beschermende maatregelen kunnen
slechts acceptabel zijn voor zover ze on
derworpen zijn aan internationale controle
en binnen afgesproken termijnen worden
gereduceerd.
De wereldeconomische situatie noopt tot
een snel maar inflatievrij groeiherstel in de
westerse landen. Hiervoor is niet zozeer
een bijstelling van het gevoerde beleid
noodzakelijk in de zin van stimulering als-
wel een zo spoedig mogelijke coördinatie
op een viertal wezenlijke beleidsterreinen,
te weten het monetair en begrotingsbeleid,
het wisselkoersbeleid, het internationale
financiële stelsel en de vrije wereldhandel.
Juist het gebrek aan coördinatie op deze
terreinen in de achterliggende jaren van
economische neergang heeft de diepgang
van de recessie verergerd.
De topontmoeting van regeringsleiders
van de grote industrielanden in mei in Wil
liamsburg (Verenigde Staten) biedt de ge
legenheid de noodzakelijke coördinatie
aan te vangen. Het uitblijven van een geza
menlijke beleidsaanpak zal aan de kracht
en de duurzaamheid van het economisch
herstel, zoals zich dat langzaam begint af
te tekenen, afbreuk doen.
Van belang is daarbij dat noch de olie-ex-
porterende, noch de overige door omvang
rijke schulden belaste ontwikkelingslan
den, op korte termijn in staat zijn een we-
reldeconomisch herstel te ondersteunen,
zodat de economische opleving zich voor
namelijk binnen de industrielanden zelf zal
moeten afspelen. De duurzaamheid daar
van vereist een voortgaande rentedaling en
het aantrekken van particuliere investerin
gen. Hiervoor is tevens een economisch
beleid nodig, dat het vertrouwen doet
groeien dat men de zaak in de hand heeft.
Het opblazen van de verwachtingen heeft
juist in de achterliggende periode in hoge
mate aan de onzekerheid bijgedragen. Tot
nog toe tekent een dergelijke ontwikkeling
zich echter niet af, zodat enig scepticisme
op zijn plaats lijkt.
Dat de industrielanden bij het economisch
herstel in hoge mate op elkaar zijn aange
wezen, verhoogt de noodzaak tot interna
tionale coördinatie van het beleid. Het is
daarbij zaak de discussies niet te laten ver
zanden in het al of niet stimuleren. Het
grootste falen in de jaren sedert de tweede
oliecrisis schuilt niet in een gebrek aan sti
muleringsbeleid, maar in een gebrek aan
internationale coördinatie. Hierdoor ont
stond in de verschillende westerse indus
trielanden een beleid dat in vele gevaiien
haaks op elkaar stond, met alle gevolgen
van dien, zoals onevenwichtige wissel
koersen en onaanvaardbaar hoge renteta
rieven. Dit gebrek aan internationale af
stemming van het beleid heeft de prijs die
betaald moet worden voor inflatiebestrij-
ding en structurele aanpassing onnodig
verhoogd. Een gezamenlijke aanpak is bit
tere noodzaak. De regeringsleiders van de
grote industrielanden kunnen daarvoor de
basis leggen op hun topontmoeting in mei
in Williamsburg in de Verenigde Staten.
Het is te hopen dat men zich dan niet laat
verblinden door een wellicht tot tijdelijk
heid veroordeelde conjuncturele opleving
en door een wel-niet-stimuleren-discus-
sie.
Het eerste terrein voor een internationaal
gecoördineerde beleidsaanpak wordt ge
vormd door het tot nog toe vooral uit natio
nale overwegingen gevoerde monetaire en
begrotingsbeleid. Het is essentieel dat
men op zijn minst de richting van het be
leid evalueert en tot afspraken komt. Hier
door kan bijvoorbeeld vermeden worden,
dat een in de Verenigde Staten gevoerd
restrictief monetair en een expansief be
grotingsbeleid gepaard gaat met een juist
hieraan tegengestelde politiek in Japan,
zoals de afgelopen jaren is geschied.
Dit had zwaarwegende consequenties
voor de wisselkoersverhouding tussen bei
de landen, waarbij sprake was van een on
dergewaardeerde yen en/of een overge
waardeerde dollar. Doordat Europa zich,
uit vooral valutaire overwegingen, richtte
op de in de Verenigde Staten gevoerde
monetaire politiek, kon er ook ten opzichte
van de Europese landen een ondergewaar
deerde yen ontstaan met alle vervelende
handelspolitieke gevolgen van dien. Der
halve is een afstemming van de richting
van het beleid essentieel.
Als er over de richting overeenstemming is
bereikt, kan de omvang van de maatrege
len worden vastgesteld, waarbij mogelijk
heden ontstaan om deze op de inmiddels
sterk gereduceerde inflatiegraad af te
stemmen. Hierbij moet een evenwicht wor
den gevonden tussen verdere inflatiebe-
strijding en gedoseerde groei-impulsen. In
dit verband moet evenwel bedacht worden
dat teveel nadruk op verdere inflatiebestrij-
ding de kans op gedoseerde groeistimu-
lansen in een latere fase vermindert. Im
mers een verdere verslechtering van de
economische situatie kan op een later tijd
stip onder druk van de sociaal-politieke si
tuatie uitnodigen tot ongecontroleerde in
flatoire stimulansen.
Behalve over afstemming van het monetai
re en begrotingsbeleid dient ook hoogno
dig klaarheid geschapen te worden over