Gezamenlijke aanpak bittere noodzaak Tekenen herstel wereldeconomie ges nodig zijn om deze werkloosheid én het voorlopig nog voortgaande nieuwe aanbod op de arbeidsmarkt op te vangen. De economische terugval in de westerse industrielanden en de met het financieel- economische beleid gepaard gaande hoge rentestand, misten hun uitwerking niet op de gang van zaken in de ontwikkelingslan den. De vooral in de tweede helft van 1982 in alle hevigheid naar voren komende schuldenproblematiek in de grote debi- teurlanden bracht de internationale finan ciële markten in grote beroering. Interna tionale samenwerking en een middelenuit breiding voor het IMF hebben voorlopig enige rust gebracht. Maar voor een funda mentele verbetering van de schuldpositie van de ontwikkelingslanden is, behalve in terne aanpassing, een niet te lang uitblij vend groeiherstel in de westerse industrie landen van wezenlijk belang. Temidden van dit slagveld van stagneren de economische groei, gedaalde industrië le produktie, sterk gestegen werkloosheid en een omvangrijk internationaal schul denprobleem staat de banier van de infla- tiebestrijding nog dapper overeind. In 1 982 daalde de inflatie in de westerse in dustrielanden naar 7,5 en dit jaar mag in het spoor van dalende wereldolieprijzen een inflatie van minder dan 6% worden verwacht De hardnekkig hoge inflatie van de jaren zeventig 1 974-1 981 gemiddeld 1 2,5 °/o) lijkt dus eindelijk gebroken. De fi nanciële markten hebben hier evenwel nog onvoldoende op gereageerd, zodat een te hoge reële rentestand resulteert. De noodzaak tot een wereldeconomisch herstel is groter dan ooit. De vraag is ech ter, of een langdurig inflatievrij groeiher stel zich op dit moment spontaan kan ont wikkelen uit het in de achterliggende jaren gevoerde beleid, danwel of daarvoor juist bijstelling van dit beleid nodig is. De wereldeconomische ontwikkeling heeft allengs het besef gebracht, dat slechts een gezamenlijke aanpak op korte termijn tot wezenlijke resultaten kan leiden. Dit besef is in de achterliggende maanden omgezet in feitelijke stappen, met name waar het gaat om verregaande samenwerking en coördinatie tussen internationale financië le instellingen en commerciële banken, ten einde rust te brengen op de internationale financiële markten en de omvangrijke schulden van ontwikkelingslanden te her structureren. Niet alle partijen waren even spontaan en vrijwillig in hun deelname aan deze internationale financiële reddingsac ties, maar het besef dat bij een internatio nale financiële crisis ook de stabiliteit van het westerse bankwezen ernstig aangetast zou kunnen worden, bracht internationale coördinatie uiteindelijk tot stand. Hoewel stabiliteit op de internationale fi nanciële markten een essentiële voorwaar de is om tot een wereldeconomisch herstel te komen, is dat beslist niet voldoende. Daarvoor is groeiherstel in de westerse in dustrielanden en het waarborgen van een blijvende netto kapitaalstroom naar de ontwikkelingslanden mede noodzakelijk. Internationale coördinatie op dit terrein blijkt evenwel veel moeilijker tot stand te brengen, dan het onder hoge druk over gaan tot gecoördineerde financiële red dingsoperaties. De oorzaak van het moei lijk tot stand te brengen gecoördineerde groeibeleid ligt voor een belangrijk deel besloten in de verregaande verwarring, die heerst omtrent de aard van een dergelijk beleid. Voor de één betekent het rechtstreekse sti mulering van de economie door landen die daarvoor, gelet op de inflatie, de externe positie en de situatie van de overheidsfi nanciën, het meest in aanmerking komen. Een dergelijk 'locomotiefbeleid' is ook na de eerste oliecrisis gevoerd en het zijn met name de Fransen die voor een dergelijk be leid wel geporteerd zijn. Anderen wijzen een dergelijk stimulerings beleid echter categorisch van de hand. Be langrijkste argument is dat een inflatoire ontwikkeling als in de jaren zeventig, hoe dan ook, vermeden moet worden en dat daarom een, op een blijvend lage inflatie gericht, strak monetair begrotingsbeleid verre de voorkeur verdient boven bewuste stimulering. Voorstanders van een voortzetting van het restrictieve beleid voelen zich gesteund door de sinds begin dit jaar klaarblijkelijk aantrekkende economie in de Verenigde Staten en West-Duitsland. En aanleiding voor extra optimisme vormt de daling van de wereldolieprijzen. Een daling met 5 per barrel zal de reële groei in de landen van de OESO verhogen met naar schatting een 0,5%, terwijl de inflatie een verdere daling kan ondergaan met een 0,5 tot 1 Hoewel een gecontroleerde daling van de olieprijzen, ondanks de negatieve effecten voor de olieproducenten, voor de wereld als geheel een positief groei-effect ople vert, lijkt enige voorzichtigheid omtrent het te voorziene economische herstel op zijn plaats. Met name ten aanzien van de kracht en de duur van de opleving in de Verenigde Staten bestaan nog veel vraagtekens. Het zich sedert begin 1983 aftekenende groeiherstel is historisch gezien geenszins baanbrekend. Een flinke stimulans gaat uit van het herstel in de voorraden, die onder invloed van terugvallende vraag en hoge reële rentetarieven tot een absoluut mini mum waren gedaald. Op wat langere ter mijn blijft evenwel het gevaar bestaan dat juist een onvoldoende vermindering van de nog altijd veel te hoge reële rentestand een ontluikend herstel in de kiem zal smoren. Een terugslag in de Verenigde Staten zou ook elders in de industriële wereld gevol gen hebben. Om uit de huidige, wereldwijde economische moeilijkheden te komen is het noodzakelijk dat het beleid in de verschillende hoofdsteden en regeringscentra op elkaar wordt afgestemd.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1983 | | pagina 12