eld- en kapitaalmarkt Onzekerheid voerde op definanciële mark ten in de eerste weken van februari de bo ventoon. Hoewel er niet alleen op monetair terrein sprake was van ongewisheid, trad deze daar het meest pregnant naar voren. Het te verwachten monetaire beleid van de Federal Reserve Board bleef namelijk in nevelen gehuld. Reikhalzend werd uitge keken naar de verklaring van Fed-president Volcker, die medio februari omtrent de te voeren monetaire politiek uitsluitsel zou geven. Deze topman beklemtoonde toen, dat hoe wel inflatiebestrijding hoog in het vaandel geschreven zal blijven staan, dit zeker niet impliceert dat een mogelijk op gang ko mend economisch herstel in de kiem zal worden gesmoord. De geldvoorziening zal voldoende ruim zijn om een opleving in de economische activiteit geen strobreed in de weg te leggen. Dit mag niet worden opgevat als zou de Fed een verdere renteverlaging willen for ceren; zij zal veeleer met de aanpassing van haar tarieven de marktontwikkeling volgen. Deze genuanceerde uitspraken konden de markten niet direct in beweging brengen. Zo bleef de rente, afgemeten aan de driemaands eurotarieven, voor dollar beleggingen evenals voor uitzettingen in de marken- en guldenssfeer, nagenoeg ongewijzigd. Ook de rente op de Nederlandse geldmarkt was een toonbeeld van stabiliteit. Reeds sinds de discontoverlaging door De Neder- landsche Bank midden januari, bevond het tarief voor driemaands interbancaire depo sito's zich rond de toen vastgestelde voor schotrente van 5%. Vanaf begin februari lagen de geldmarkttarieven daar voortdu rend iets onder, ondanks het tot zeer grote hoogte opgelopen geldmarkttekort. Het tot recordniveau gestegen schatkist saldo, vooral door de storting van de op brengst van de mammoet-Staatslening (f 5 miljard), was aan de sterke stijging van de netto schulden van de banken debet. Omstreeks medio februari bedroegen zo wel deze netto schulden als het saldo van 's Rijks schatkist bij De Nederlandsche Bank zo'n f 10 miljard. Een rentestijging als gevolg van deze situa tie kon uitblijven door de ruime mate waar in De Nederlandsche Bank - door middel Drs. J. H. P. M. van Lange Algemeen Economisch Onderzoek van een speciale belening tegen betaling van de voorschotrente - de geldmarkt tij delijke steun verschafte. De koppositie van de gulden in het Europese Monetaire Stel sel gaf haar de mogelijkheid deze soepele houding in te nemen. De zeer krachtige positie van onze munt leidde volgens de EMS-spelregels even eens tot gedwongen aankopen ter onder steuning van de Belgische frank, ten einde te voorkomen dat deze door de bodem van het stelsel zou zakken. Sinds december vo rig jaar werd de geldmarkt door contante valuta-interventies met vele miljarden gul dens structureel verruimd. Het contingent, dat inclusief de toegestane overschrijdingszone tot 17 februari f 5,5 miljard bedroeg, werd vanaf die datum voor de daarna volgende drie maanden vastgesteld op f 4,4 miljard. Aangezien het geldmarkttekort dit bedrag aanvankelijk - ondanks een flinke daling - overschreed, kwam De Nederlandsche Bank de geld marktpartijen opnieuw met een speciale belening te hulp, ten einde opwaartse ren- tedruk te voorkomen. Aan het eind van de maand gaf de korte rente onder inlvoed van de buitenlandse rente-ontwikkeling enige daling te zien. De Nederlandsche Bank stimuleerde deze rentedaling door een van andere landen onafhankelijke verlaging van de officiële tarieven met '/2 %-punt over de gehele linie per 1 maart. De aanhoudend sterke valu- taire positie van de gulden en de binnen landse rente-ontwikkeling stelden De Ne derlandsche Bank tot deze discontoverla ging in staat. Het moment van de wijziging van de officiële tarieven was voor velen een verrassing. Door deze tiende aanpassing sinds begin 1982 gingen het wisseldis conto, de voorschotrente en het promes- sendisconto vanaf 1 maart respectievelijk 4, 4'/2 en 5% bedragen. De lange rente gaf in februari een zeer ge leidelijke daling te zien tot ongeveer 7% rond de maandultimo. Een belangrijke fac tor daarbij was het buitenlandse rentebe loop. Dat kwam onder neerwaartse druk door de daling van de olieprijs, die leidde tot een ondersteuning van de opvatting dat voor een opleving van de inflatie niet hoeft te worden gevreesd. Het uitblijven van een Staatslening in ons land leidde in de loop van de maand even eens tot enige verbetering van de stem ming op de obligatiemarkt. Dit had tot gevolg dat na een aantal minder succesvol gebleken emissies, enkele emit- tenten wel voldoende belangstelling voor hun obligatielening ontmoetten. Zo deed het Koninkrijk Zweden, evenals vorig jaar, met succes een beroep op onze kapitaal markt. Voor de achtergestelde lening van de KLM met 'warrants' bestond ondanks een verlaagde couponrente een dusdanige interesse dat deze als een eclatant succes kon worden bestempeld. Het verhoogde leningsbedrag werd flink overtekend. Op de valreep van de maand werd door de minister van Financiën de zogenaamde Fe bruari-nota gepubliceerd. Daaruit bleek dat het financieringstekort van de totale overheid in 1982 weliswaar minder fors was dan eerder werd verwacht, maar toch 9,4% van het nationale inkomen bedroeg. Daarnaast beliepen de rechtstreeks op de kapitaalmarkt gefinancierde overheidsuit gaven 1,3 zodat het financieringstekort in ruime zin op 10,7 kwam. De financie ringsbehoefte van het Rijk werd nagenoeg volledig op de kapitaalmarkt gedekt, zodat de monetaire financiering belangrijk kon worden teruggebracht. Het exorbitante ka- pitaalmarktberoep leidde weliswaar niet tot onoverkomelijke problemen, maar had wel tot gevolg dat het aandeel van de Staat op de openbare kapitaalmarkt vorig jaar steeg tot 77%. De cijfers uit de nota be treffen nog geen definitieve gegevens. De ze zullen in een later stadium bekend wor den gemaakt. Wel was op het moment van publiceren van de Februari-nota reeds ze ker, dat het financieringstekort in 1 983 dat van vorig jaar aanzienlijk zal over schrijden.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1983 | | pagina 42