27 voor een belangrijk deel op een vergroting van de uitvoer van de ontwikkelingslanden, die echter sterk afhankelijk is van de groei van de wereldhandel. Daarom is het van cruciaal belang dat de wereldhandel in elk geval niet wordt belemmerd door om zich heen grijpende protectionistische maatre gelen, die het internationale aanpassings proces dreigen te frustreren en zelfs het hele economische en financiële stelsel in de wereld zouden kunnen ondermijnen. Tevens is het voorde uitvoerwaarde van de ontwikkelingslanden zeer belangrijk, dat de grondstoffenprijzen niet verder dalen of liefst zelfs weer wat aantrekken en dat hun uitvoervolume weer kan toenemen, als ge volg van een hernieuwde economische groei in de industriële landen. De vooruit zichten zijn in dit opzicht echter niet bijster bemoedigend. De OESO voorspelt immers voor 1 983 slechts een reële groei voor de wereldhandel van 1,5 procent. Dan rijst de vraag of de financieel-economische poli tiek in de industrielanden, ook al gezien de sterk teruggelopen prijsstijging, niet wat minder prioriteit zou mogen geven aan in- flatiebestrijding en wat meer gericht zou kunnen worden op groeistimulering. Steeds meer deskundigen - onder wie ook een gezaghebbend bancair econoom als dr. Rimmer de Vries in zijn indrukwekkend betoog voor een Amerikaanse Senaats commissie - komen tot de overtuiging, dat daarvoor in bepaalde landen tot op ze kere hoogte inderdaad wel aanleiding be staat. Zo zou waarschijnlijk in Japan, Groot-Brittannië en West-Duitsland enige versoepeling van het begrotingsbeleid mogelijk zijn, terwijl in de Verenigde Sta ten en het Verenigd Koninkrijk het mone taire beleid enigszins verzacht zou kunnen worden. Uiteraard dient bij een dergelijke gecoördineerde stimulerende actie de no dige voorzichtigheid betracht te worden. Men moet immers vooral vermijden, dat de inflatie daardoor weer aanwakkert en dat de rentestand opnieuw gaat stijgen, zoals dr. Duisenberg, de president van De Ne- derlandsche Bank, onlangs terecht waar schuwend heeft betoogd. Tevens moet er voor worden gewaakt, dat een overhaaste conjuncturele opleving geen doorkruising betekent van het moeizame saneringspro ces naar structureel evenwichtherstel in de industrielanden, waarop ik in het begin heb gewezen. Toch bestaat er mijns inziens momenteel wellicht ruimte en misschien zelfs noodzaak om met enige gunst van de twijfel de klemtoon in het beleid hier en daar wat te verleggen in de richting van meer expansie van stimulering van conjunctuurherstel. Samenvatting en afronding 5 Het voorgaande samenvattend kan worden vastgesteld, dat in de moeilij ke situatie waarin de wereldeconomie thans verkeert, het vertrouwen in het inter nationale financiële stelsel het beste kan worden verzekerd, indien de lasten van fi nanciering en aanpassing evenwichtig worden verdeeld over alle betrokken partij en: de particuliere banken en de officiële instellingen, de ontwikkelingslanden en de industrielanden. Voordat ik mijn betoog ga afronden, wil ik opmerken dat dit, gezien de actualiteit en urgentie van dit vraagstuk, vooral is gericht op de vrij beperkte groep van nieuwe indu strialiserende landen met grote schuldpro blemen. Daardoor kon ik met name aan de grote groep van armere ontwikkelingslan den met hun immense problematiek nau welijks aandacht besteden en moet ik vol staan met een beklemtoning van het enor me belang van een grootscheepse ontwik kelingssamenwerking. Daartoe verwijs ik naar het eerste rapport van de Commissie- Brandt over de Noord-Zuid-problematiek, dat terecht als ondertitel kreeg: 'een over- levingsprogramma', terwijl het onlangs verschenen tweede rapport oproept tot 'samenwerking voor een mondiaal herstel' ter bestrijding van de 'gemeenschappelijke crisis'. Tegen deze achtergrond wil ik mijn betoog besluiten met enige citaten uit een recent artikel van dr. Henry Kissinger in News week, dat onder de titel 'een reddingsplan voor de wereldeconomie' onlangs ook werd gepubliceerd in Intermediair. 'Voor dat deze neergang te ver doorgaat, moeten de regeringen van de geïndustrialiseerde democratieën het proces omkeren. Ze moeten de economische groei stimuleren en dat kunnen ze slechts doen in samen werking. Als we niet handelen, lopen we veel gevaren. De kern van het probleem is, dat de huidige reddingsoperatie preten deert een schuldprobleem 'op te lossen', dat in feite in de naaste toekomst onoplos baar is. Maar ons echte doel moet zijn een gestaag proces van groei in de ontwikke lingswereld te bevorderen. Het schuldpro bleem is het symptoom, niet de oorzaak, van een structurele crisis. De huidige eco nomische wereldcrisis is te ernstig om aan de financiële deskundigen te worden over gelaten. De politieke en morele aanzet moet komen van de staatshoofden. Als we het initiatief nemen, kunnen we uit de on zekerheid en beginnende wanhoop een nieuwe wereldorde scheppen. J vaart in de agrarische sector als geheel. En ten tweede: het doorlichten van vraagstuk ken op het gebied van de agrarische ont wikkeling waarmee elk van de 1 8 deelne mers in z'n eigen situatie wordt geconfron teerd, alsmede het zo mogelijk aanreiken van oplossingen op dat gebied.' Ook dit jaar draagt een twintigtal aange sloten banken weer een belangrijke steen bij aan het welslagen van de cursus. Want naast een theoretisch gedeelte is er de praktijk. Gedurende twee weken zullen de cursisten bij deze banken kunnen proeven wat coöperatief bankieren in Nederland in de praktijk inhoudt. Ook zullen ze zich praktisch gaan oriënteren bij onze centrale bank (onder meer door een centrale kring vergadering bij te wonen), bij landbouw coöperaties, landbouwvoorlichtingsdien sten en landbouwbedrijven. Deze praktijk- weken blijken bij de cursisten steeds weer geweldig aan te slaan en hebben in het ver leden al tot echte vriendschappen geleid. Voor de geselecteerde deelnemers is het volgen van de cursus in zekere zin een voorrecht. Dat geldt temeer als we het noodgedwongen geringe aantal van 18 deelnemers plaatsen in het licht van de im mense problematiek waarmee de ontwik kelingslanden kampen. Maar het is natuur lijk niet zo, dat onze bank en de andere or ganisatoren op die bevoorrechting uit zijn. De cursisten kunnen met de bij ons opge dane theorie en praktijk, aangepast aan de situatie in hun eigen land, in de organisa ties waar zij werken aan de slag. Dat dit ook gebeurt en dat dit regelmatig met succes wordt bekroond, leert ons Ringletter, een soort nieuwsbrief over landbouwkrediet en coöperatief bankwezen van de SSR, dat een aantal malen per jaar verschijnt en waardoor de oud-cursisten en de cursus leiding met elkaar in contact blijven. JD

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1983 | | pagina 31