Herstel wereldeconomie waar aard of omvang van het schuldpro bleem een bedreiging vormt voor het bankwezen in bepaalde, landen, of zelfs voor het hele internationale financiële stel sel. Naast tijdelijke liquiditeitssteun door een of meer afzonderlijke centrale banken betreft dit vooral een gecoördineerde actie in het kader van de BIB. Een en ander bij voorkeur in de vorm van een overbrug gingskrediet ter leniging van de acute li- quiditeitsnood van het debiteurland, in af wachting van de afronding van onderhan delingen met het IMF over een aanpas singsprogramma en een daarop geba seerd bijstandskrediet. Het IMF speelt inderdaad een sleutelrol bij het proces van financiering en aanpassing van de betalingsbalanstekorten van landen met schuldproblemen. Door de beleidsad viezen die het verstrekt en door de beleids- voorwaarden die het aan zijn kredietverle ning verbindt, bevordert het Fonds de op stelling en uitvoering van een beleid dat een aanpassingsproces moet realiseren, waardoor binnen redelijke tijd weer een verantwoorde betalingsbalanspositie wordt bereikt. Dit vooruitzicht is ook van wezenlijk belang voor herstel van het ver trouwen der particuliere banken in de kre dietwaardigheid van het betrokken land. Aldus kan een aan beleidsvoorwaarden ge koppeld bijstandskrediet van het IMF als startmotor fungeren om ook de noodzake lijke parallelle financiering door het inter nationale bankwezen weer op gang te brengen, waardoor de effectiviteit van dit bijstandskrediet wordt vermenigvuldigd. De door het IMF opgestelde beleidsvoor waarden zijn echter weliswaar heilzaam voor een duurzaam herstel van een gezon de economie in het betrokken land, maar zij impliceren intussen toch veelal een pijn lijk aanpassingsproces, waaraan de poli tieke autoriteiten hun bevolking slechts node onderwerpen, dikwijls pas als laatste uitweg uit een benarde situatie. Dit bete kent tevens, dat aan deze strenge conditio- naliteit ook voldoende aantrekkingskracht verbonden moet zijn in de vorm van een ruime verstrekking van kredieten (naast de zweep ook haver voor het paard). Om deze uiterst belangrijke dubbelrol goed te kun nen vervullen, zal het IMF dus ook zelf over voldoende financieringsmiddelen moeten beschikken. Daarom is het van wezenlijk belang, dat de voorgestelde IMF-quotaverhoging met bij na 50 procent binnen korte tijd door de lid staten wordt goedgekeurd en uitgevoerd. Ditzelfde geldt eveneens voor de aanzien lijke uitbreiding van de omvang van alge mene leningsovereenkomsten (General Arrangements to Borrow) tussen de Groep van Tien industriële landen en Zwitserland met het IMF, waartoe onlangs is besloten. Bij die gelegenheid werd tevens afgespro ken dat de GAB-middelen in de toekomst ook beschikbaar zullen zijn voor de finan ciering van IMF-kredieten aan andere lan den (dan de Groep van Tien), althans in uit zonderlijke gevallen, die een bedreiging voor de stabiliteit van het internationale geldstelsel bevatten. Tevens heeft Saoedi- Arabië zich bereid verklaard wederom ad ditionele leningen aan het IMF te verstrek ken, deels gekoppeld aan GAB-financie- ring. Met al deze maatregelen, mits spoedig ge realiseerd en zo nodig door de BIB voorge financierd, is een zeer welkome en voor de eerstkomende paar jaren voldoende aan vulling bereikt van de bruikbare financie ringsmiddelen, die het IMF voor zijn eigen kredietverlening ter beschikking heeft. Aldus lijkt, althans bij een voortzetting van de tot nu toe gebleken coöperatieve op stelling van officiële instellingen en parti culiere banken, redelijk te kunnen worden voorzien in de financiering van de beta lingsbalanstekorten van de ontwikkelings landen met schuldproblemen. Naast de fi nanciering resteert dan echter nog de aanpassing als vraagstuk. Aanpassing als tweede element 5 De betrokken ontwikkelingslanden zelf zullen zich moeten aanpassen aan de gewijzigde omstandigheden, ook als deze van externe aard zijn. Zij zullen hun eigen betalingsbalans weer in evenwicht moeten brengen en daartoe middelen moeten overhevelen van consumptieve bestedingen naar investeringen en uitvoer. Veelal zal daarvoor een verkleining van de begrotingstekorten nodig zijn en een ver traging van de monetaire expansie. Ook zal daarbij dikwijls een aanpassing van de bin nenlandse rentepolitiek vereist zijn om de besparingen te bevorderen en de schaarse middelen doelmatiger te investeren. Te vens zal een zodanige wisselkoerspolitiek gevoerd moeten worden, dat de uitvoer voldoende wordt gestimuleerd en overma tige invoer wordt afgeremd. Verder zullen loonsverhogingen in de pas moeten lopen met produktiviteitsstijgingen. Bovendien zullen de handelspolitiek en de prijspolitiek zo veel mogelijk verstoringen en belemme ringen moeten tegengaan en concurrentie moeten bevorderen, ten einde een optima le economische aanwending van de be schikbare produktiemiddelen te bereiken. Ten slotte, doch niet in het minst, ligt de oplossing van het schuldprobleem der ont wikkelingslanden ook bij de industriële landen. Immers, de door het IMF opgestel de aanpassingsprogramma's berusten Internationale cursus de vraag in hoeverre een optimaal en func tioneel landbouwkredietsysteem kan wor den opgezet in de ontwikkelingslanden met behulp van coöperatieve banken. Hoe wel niet altijd kant en klare oplossingen kunnen worden aangereikt zijn de deskun digen over het algemeen van mening dat kredietcoöperaties een sleutelrol kunnen spelen bij de ontwikkeling van het platte land in de Derde Wereld. Ons land, onze organisatie en onze agrarische sector heb ben de afgelopen 85 jaar bewezen wat een coöperatief kredietsysteem vermag en het is dan ook niet verwonderlijk dat men in de ontwikkelingslanden wil leren van onze re sultaten. 'Met onze cursisten zullen we de komende weken bestuderen welke problemen in de loop der tijden op het ontwikkelingspad van de kredietcoöperatie in Nederland zijn gerezen en hoe die zijn overwonnen. Veel van deze problemen, vooral die uit de be ginfase, zijn voor ontwikkelingslanden op dit moment herkenbaar en actueel. Maar ook voor diegenen hier, die op enigerlei wijze bijdragen aan deze cursus, is een confrontatie met de problematiek van het landbouwkrediet en de coöperatieve ont wikkeling in de derde wereld een zeer leer zame ervaring,' aldus cursusleider mr. P. Th. M. Boshouwers in zijn introductie tij dens het openingsgebeuren. In grote lijnen schetste hij nog eens het programma en de doelstellingen van deze cursus, die inmiddels het karakter van een traditie begint te krijgen. 'Het doel is te komen tot een uitwisseling van denkbeelden en tot een vergelijking van ervaringen betreffende de toepassing van kredietsystemen op coöperatieve ba sis. Het programma omvat twee hoofdthe ma's: het schetsen van een coöperatieve organisatie, z'n structuur, z'n procedures en z'n bijdrage aan zowel de individuele voorspoed van z'n leden, als aan de wel-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1983 | | pagina 30