Gang van zaken
bij de Rabobankorganisatie
in 1982
De gebruikte gegevens zijn ten dele gebaseerd op
ramingen en dragen daarom een voorlopig karakter. De
cijfers van de lokale Rabobanken zijn geconsolideerd met
die van Rabobank Nederland, haar meerderheids
deelnemingen en de Rabohypotheekbank N. V. Tussen
haakjes staan de vergelijkbare cijfers over 1981.
Balansontwikkelingen en
resultaat
Kredietverlening
dan in 1981 (f 12,1 miljard). In de tweede
Het resultaat vóór voorzieningen en belas
tingen van de Rabobankorganisatie lag in
1982 met f 1 331 (1 287) miljoen 3%
boven het in 1 981 behaalde niveau. De in
vloed van de economische teruggang op
de kwaliteit van (een deel van) onze debi
teurenportefeuille noopte ons dit jaar, on
danks het hoge niveau van de in het verle
den reeds gereserveerde bedragen, we
derom een groter bedrag van de winst
af te zonderen ten gunste van de Voorzie
ning voor Algemene Risico's. Hiermee was
f 580 (473) miljoen gemoeid. Na aftrek
van een bedrag aan belastingen van f 262
(286) miljoen resteerde over 1982 een
netto-resultaat van f 489 miljoen, 7
minder dan een jaar tevoren.
Het nagenoeg tot stilstand komen van de
groei van het balanstotaal van onze organi
satie is in de eerste plaats toe te schrijven
aan de sterke daling van de investeringsac
tiviteit en, in verband daarmede, aan de te
ruggang van de financieringsvraag. Daar
om ontbrak ook de noodzaak om aanvul
lende middelen uit de onderhandse en
openbare kapitaalmarkt te blijven opne
men. Daarnaast daalde de traditionele
middelengroei en achtten wij het raad
zaam de ontwikkeling van het Eurodeposi-
tobedrijf te temporiseren en zelfs te beper
ken. Het geconsolideerde balanstotaal
nam in 1982 dan ook slechts toe met 1
(13) tot f 110,2 (109,5) miljard.
De druk op de rentewinst als gevolg van de
voortdurende verschuiving van spaarmid-
delen naar hogere rentetypes is onvermin
derd doorgegaan. In belangrijke mate is
deze druk in het verslagjaar veroorzaakt
door de omvangrijke bedragen die eind
1981 en begin 1982 op spaarrekeningen
met een vaste termijn en met een vaste
rente werden gestort. Eind 1981 bedroeg
het tarief voor vaste-termijn-spaargelden
in alle looptijden tussen 11,5 en 12 Ge
durende 1982 is de rentestand gelukkig
sterk verlaagd. Een daling van de rente
heeft binnen de Rabobankorganisatie in
eerste instantie een groter effect op de ren
tebaten dan op de rentelasten. De positie
ve effecten van een lagere rente worden
vooral bewerkstelligd door het in onze or
ganisatie overwegend gehanteerde sy
steem van variabele rente. Daardoor zijn
voor het merendeel van onze cliënten de fi
nancieringslasten in 1982 beduidend af
genomen ten opzichte van het voorafgaan
de jaar. De hieruit voortvloeiende positie
verbetering van het bedrijfsleven en dus
ook die van ons debiteurenbestand weegt
voor ons als coöperatieve bankorganisatie
ruimschoots op tegen het nadeel van een
verkrapte rentewinst. Voorts heeft uiter
aard het achterwege blijven van groei in
onze activa en passiva een drukkende wer
king op de rentewinst gehad. De provisie
inkomsten namen ondanks dat relatief la
ge activiteitenniveau toe met 7 De
krachtige stijging van de post 'andere ba
ten' is vooral veroorzaakt door de gunstige
koersbeweging in onze aandelenporte-
feuille en door de opbrengsten van het va
luta bed rijf.
In de kostenstijging manifesteerde zich
een versnelling als gevolg van de door de
aanzienlijk hogere prijscompensatie ge
stegen loonkosten. Daarnaast is het effect
van de geringere groei van het personeels
bestand slechts gedeeltelijk zichtbaar in de
kostencijfers over 1982, vanwege het
overloopeffect van deze kosten tengevolge
van de groei in 1981
Het uitstaande bedrag aan leningen en kre
dieten in rekening-courant nam in 1982
slechts toe met 1 (3) Er werd voor een
bedrag van f 10,5 miljard aan nieuwe le
ningen verstrekt, hetgeen 13% minder is
helft van het verslagjaar viel een geringe
kentering in het verstrekkingsniveau te be
speuren. Recente gegevens duiden erop,
dat deze bescheiden opleving in 1983 zou
kunnen aanhouden.
De verstrekkingen aan de agrarische sec
tor waarvoor, behalve voor de glastuin
bouw en de pluimveesector, 1982 over het
algemeen geen ongunstig jaar was, belie
pen een bedrag van f 2 982 (3 528) mil
joen, 15 (33)% minder dan in 1981. De
vraag naar leningen is in bijna alle agrari
sche sectoren nog verder gedaald, maar
vooral geldt dit voor de akkerbouw en vee
houderijbedrijven. In deze beide sectoren
is met name in de tweede helft van de jaren
zeventig aanzienlijk geïnvesteerd, waar
door gedurende de laatste drie jaren de
kredietvraag is teruggevallen.
Ook het hoge rentepeil heeft een belangrij
ke rol gespeeld bij deze investeringsont
wikkeling. Daarnaast daalden de grond
prijzen in het verslagjaar verder, ofschoon
aan het eind van 1 982 hier en daar sprake
was van een zekere stabilisatie. Bovendien
hebben de redelijk tot goede inkomsten in
1981 en 1 982 in de beide sectoren tot ver
sterking van eigen middelen geleid, het
geen beroep op krediet minder noodzake
lijk maakte.
Door forse stijgingen van energiekosten
enerzijds en tegenvallende opbrengstprij-
zen anderzijds stonden de inkomens in de
glastuinbouw onder druk. Hierdoor was
niet of nauwelijks ruimte voor vorming van
nieuw eigen vermogen, zodat ter financie
ring van de noodzakelijke investeringen in
energiebesparende voorzieningen veelal
een beroep op vreemd vermogen moest
worden gedaan. Per saldo leidde dit tot een
praktisch gelijkblijvend niveau van ver
strekte leningen aan deze sector.
De sectoren handel, nijverheid en dienst
verlening verkeren in een moeilijke situa
tie. Zij zijn in hoge mate afhankelijk van de
sterk gedaalde binnenlandse bestedingen.
De detailhandel is vrijwel volledig afhanke-