Gezinnen sparen meer. maar met bij de bank 14 De gezinsbesparingen, het verschil tussen be schikbaar inkomen en consumptie, namen gedurende een reeks van jaren af. In 1980 is hierin echter een keer gekomen. Daalde het aandeel van de besparingen in het beschikbaar gezinsinkomen van 15,5 procent in 1974 naar 10,5 procent in 1979, daarna nam het weer toe tot naar schatting 13 procent in 1982. De besparingen volgen daarmee - met een zekere vertraging - de conjunctuurgolf. Dit houdt in dat gezinnen in een periode van grote economische groei een relatief kleiner gedeelte van hun inkomen sparen dan in een tijd van economische stagnatie. Hoe komt dat? Spaarmotieven - 'onvoorziene gebeurtenissen'; - 'grote aankopen'; - 'voor de kinderen, voor later'; - 'reserveringen voor regelmatige uitga ven'. Sparen zuiver om wille van de rente werd weinig genoemd. Alleen bij een groot spaarbedrag speelde dit motief mee. De aangehaalde redenen sluiten aan bij de veelvuldig gebruikte indeling van het spa ren in: - rendementssparen (voor de kinderen, voor later); Om te kunnen verklaren waarom in een tijd van zwaar onder druk staande inkomens ontwikkelingen de besparingen toenemen, moeten we naar de spaarmotieven kijken. Het directoraat Marketing van Rabobank Nederland heeft daarnaar en naar het spaargedrag in 1980 een onderzoek ge daan. De volgende redenen bleken het meest voor te komen: Spaarcyclus levensfase jeugd eigen huis(houding) kinderen relatief hoog inkomen kinderen uit huis pensionering

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1983 | | pagina 14