Agrarische gezinnen Wijffels: 'In z'n algemeenheid ja, al zijn er ook wel minder positieve ontwikkelingen te verwachten. Maar laat ik beginnen met het noemen van een paar gunstige facto ren die in de komende tijd een rol zullen spelen. In de eerste plaats is er natuurlijk die fundamentele kracht van onze agrari sche sector, waar ik het over had. Die zul len we overigens nog hard nodig hebben om overeind te blijven. Dan is er de positie ve kostenontwikkeling die thans valttesig- naleren. Het stijgingstempo neemt af. Dat geldt voor de kosten van veevoer, de prij zen van kunstmest, maar ook van energie en niet in het minst voor de arbeidskosten. Dit jaar rekenen we dan ook met een zeer bescheiden inflatietempo, dat niet hoger zal liggen dan 2 tot 3 procent. Voeg daarbij de sterke rentedaling van de afgelopen maanden. De rente is sinds het hoogtepunt van eind 1981 gemiddeld zo'n 4 procent teruggelopen, hetgeen per saldo een ren tebesparing van 1 miljard gulden op jaar basis voor de agrarische sector als geheel betekent. 'Maar er zijn ook minder gunstige factoren. De economische crisis in Europa en in ons land is nog allerminst overwonnen. De werkloosheid blijft sterk toenemen en de koopkracht staat overal onder druk. Dat heeft ongetwijfeld gevolgen voor de afzet mogelijkheden van onze land- en tuin- bouwprodukten. Noch binnen, noch buiten de EG is op dat punt groei te verwachten. Buiten de EG waren vooral de olielanden grote afnemers geworden, maar met de re cente daling van de olieprijzen voor ogen moet gevreesd worden, dat die markten eerder wat terug zullen lopen, dan dat ze een verdere groei te zien zullen geven. Iets soortgelijks geldt voor de landen in Oost- Europa. Door de falende landbouwpro- duktie daar bestaat er voortdurend be hoefte aan aanvullende invoer van onder meer Nederlandse landbouwprodukten. 'Ook daar zijn echter financieringsproble men ontstaan, waardoor een verruiming van de invoer uit andere landen vermoede lijk achterwege zal blijven. En dan geldt in het algemeen nog dat de financieringspro- blematiek in de internationale export sterk is toegenomen. Er zijn monetaire onzeker heden, er zijn valutaonzekerheden en dat alles maakt het financieren van exporten steeds riskanter. Het ziet er, vrees ik, naar uit, dat dit een rem zou kunnen zetten op de verdere expansie van de Nederlandse agrarische export. En wat het Europese landbouwbeleid betreft, valt te vrezen, dat dit in toenemende mate onder druk zal komen te staan van begrotingsproblemen. In dit licht is een verruiming van de eigen middelen voorde EG weinig waarschijnlijk. Bovendien staat het aandeel van de land bouw in de totale EG-uitgaven onder druk. Een verdere ontwikkeling van de medever antwoordelijkheid van de producenten voor de financiering van het EG-landbouw- beleid lijkt dan ook allerminst ondenkbaar: evenmin als zeer bescheiden prijsaanpas singen. Verder is er nog een groei te verwachten in de concurrentie van andere landen op de wereldmarkt. Denk aan de Verenigde Staten met hun grote land bouwoverschotten, die wellicht met subsi dies op de wereldmarkt zullen worden af gezet.' Het is een nogal gemengd beeld dat uit uw woorden naar voren komt. Wijffels: 'Inderdaad, het relatief goed over eind blijven van de Nederlandse landbouw in de afgelopen twee jaar wil niet zeggen dat deze sector in de komende tijd buiten schot kan blijven. De zeer negatieve resul taten van 1 979 en 1 980 hebben al aange toond dat fluctuaties in de agrarische sec tor zeer groot kunnen zijn. Er is een aantal omstandigheden, en dat mag duidelijk zijn geworden uit wat ik hiervoor heb opge merkt, dat op het ogenblik de verwachting wettigt, dat de zaken in de komende paar jaar bepaald moeilijker zullen verlopen. Er is reden tot zorg over de marktontwikke ling in de komende periode. Maar, en daar over hoeven we geen twijfel te laten be staan, de Nederlandse land- en tuinbouw zal ook in een minder gunstige periode overeind kunnen blijven. Daarvoor is haar concurrentiekracht groot genoeg.' JD

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1983 | | pagina 10