eld- en kapitaalmarkt 38 Aan het begin van het nieuwe jaar leek een periode van verdere waardevermindering van de dollar, alsmede van aanhoudende rentedaling in het verschiet te liggen. Vooralsnog is daar in de maand januari weinig van terechtgekomen. Zo begon de koers van de dollar, die sinds november gestaag was gedaald, rond het midden van de maand aan een opmerkelijk herstel. Dit werd veroorzaakt door het steeds minder waarschijnlijk worden van een reeds lang verwachte verdere discon toverlaging door de Federal Reserve Board, terwijl een dergelijke stap van de Duitse monetaire autoriteiten op dat mo ment vrijwel zeker leek. De verwachting van een toenemend rente-écart deed de belangstelling voor dollarbeleggingen en daarmee de koers van de dollar stijgen. Zelfs zodanig, dat de Bundesbank afzag van haar voornemen tot discontoverlaging. Naderhand won de dollar verder aan kracht door uitspraken van Fed-president Volcker, dat de omvangrijke financierings tekorten van de federale overheid de ruim te voor een verdere rentedaling beperkten. Deze uitspraken waren bedoeld om te wij zen op de heftige concurrentie om de be schikbare kapitaalmarktmiddelen, die tus sen overheid en particuliere sector kan ontstaan, wanneer de economische groei en daarmee de kredietvraag van de parti culiere sector op wat langere termijn aan trekt, terwijl de financieringsbehoefte van de overheid nog niet isteruggedrongen. Ze werden echter uitgelegd als zou een verde re discontoverlaging op korte termijn niet goed mogelijk zijn. Wat betreft de Nederlandse geldmarktren te was aanvankelijk nog sprake van een da lende tendens. Nadat De Nederlandsche Bank haar tarieven onafhankelijk van het buitenland over de gehele linie met '/2%-punt had verlaagd, stabiliseerde de rente zich op een niveau dat iets onder de nieuwe voorschotrente (5%) lag. In de laatste paar dagen van de maand liepen de tarieven zelfs licht op onder invloed van de rente-ontwikkeling in het buitenland. Daar was de stijgende tendens veel nadrukkelij ker aanwezig. Zo steeg de 3-maands euro- dollarrente in de tweede helft van januari met %-punt, terwijl de euromarkenrente met een '/2%-punt opliep. De stijging van de euroguldensrente bleef tot 1/8 %-punt beperkt. Flet feit dat de internationale rentestijging slechts in zeer beperkte mate in onze tarie ven doorwerkte, was te danken aan de krachtige positie, die de gulden bij voort during binnen het Europese Monetaire Stelsel innam. Na de onafhankelijke dis contoverlaging kon de gulden zich moeite loos aan de top van het stelsel handhaven en zelfs nog aan kracht winnen ten opzich te van de Duitse mark, die in de tweede helft van januari steeds onder f 1,10 no- Drs. G. Zwaan Algemeen Economisch Onderzoek teerde. Voor dit laatste kan, naast de reeds genoemde toenemende aantrekkings kracht van de dollar, als verklaring worden aangevoerd dat de komende Bondsdag verkiezingen hun schaduwen steeds na drukkelijker vooruitwerpen. Aan het einde van de maand kon de mark enigszins profi teren van berichten dat de lopende reke ning van de Duitse betalingsbalans in 1 982 voor het eerst sinds 1 978 weer een overschot vertoonde. De Belgische frank heeft zich nog steeds niet los weten te maken van de bodem van het stelsel. Sterker nog, de Nederlandsche Bank heeft zich regelmatig genoodzaakt gezien door middel van valutamarktinter venties te voorkomen dat de frank door die bodem heenzakte. Naast de frank bevond ook het Ierse pond zich in de onderste re gionen. Van de contante interventies op de valuta markten en de daaruit resulterende stijging van de goud- en deviezenvoorraad ging een geldmarktverruimend effect uit van circa f 1,4 miljard. Dit effect werd voor een deel tenietgedaan door het beëindigen van een dollarswap van f 350 miljoen, waar mee De Nederlandsche Bank de geld marktpartijen drie maanden eerder te hulp was gekomen. Per saldo ging derhalve van de ontwikkeling van de goud- en deviezen voorraad een geldmarktverruimende wer king van circa f 1 miljard uit. Daarnaast zorgde de daling van het schatkistsaldo metf 2,1 miljard voor een forse verminde ring van het geldmarkttekort, dat steeds binnen het contingent kon worden gedekt. Ook de verkrapping als gevolg van de stor ting per 1 februari op de recordstaatsle ning van f 5 miljard, kon in principe binnen de resterende contingentsruimte voor de totaliteit van het bankwezen worden opge vangen. De ongelijke verdeling van het te kort over de verschillende geldmarktpar tijen, alsmede de wens om iedere kans op rentestijging zoveel mogelijk te beperken, deed De Nederlandsche Bank echter toch beslissen tot het verstrekken van een spe ciale belening van niet minder dan f 4,3 miljard voor de periode van 1 tot 1 7 fe bruari. Het rentepercentage van deze bele ning was gelijk aan de voorschotrente (5%) en duidde ook op het streven rente stijgingen zo veel mogelijk te voorkomen. Aan de daling van de kapitaalmarktrente kwam in januari een duidelijk einde. Gedu rende het grootste deel van de maand ver toonden de tarieven een opwaarts gerichte tendens. Zo steeg de middellange rente- wijzer van 7,2% aan het begin van de maand tot 7,6% aan het eind. Ook in de Verenigde Staten vertoonde de kapitaal marktrente een stijging, bij onze oosterbu ren deed zich een dergelijke ontwikkeling niet of nauwelijks voor. In hoeverre de gigantische opbrengst van de eerste staatslening van 1983 van in vloed is geweest op de rente-ontwikkeling valt moeilijk aan te geven. Het lijkt echter aannemelijk te veronderstellen dat de markt enige tijd nodig had om een dergelij ke 'klap' te verwerken. In zijn functie als grootste partij aan de be- roepzijde van de markt zal de Minister van Financiën deze lening als een doorslaand succes beschouwen. Als monetaire autori teit, die zorgt voor het goed en ongestoord functioneren van de financiële markten, moet een en ander hem toch wel met zorg vervullen. Bovendien zou de minister bezorgd moe ten zijn over de zeer korte looptijd van de lening. Het betekent namelijk dat deze le ning weer volledig moet zijn afgelost, voor dat de jaren negentig goed en wel zijn be gonnen. De toch al enorme aflossingslas- ten in de tweede helft van de jaren tachtig worden hierdoor met nog eens f 1 Va mil jard per jaar verhoogd. Dit knelt des te meer, daar de tot nu toe steeds gehanteerde veronderstelling, dat afgeloste bedragen opnieuw door de be legger in staatsschuld zullen worden be legd, niet langer op voorhand zeker lijkt. Het houderschap van staatsschuld is na melijk in de afgelopen jaren in toenemende mate terechtgekomen bij buitenlandse be leggers en banken. Bij deze categorieën is de veronderstelde herbelegging verre van zeker. Buitenlandse beleggers zullen de keuze tussen al dan niet herbeleggen van afgeloste bedragen vooral laten afhangen van wisselkoersoverwegingen, terwijl voor het bankwezen van belang is in welke mate de kredietvraag van de particuliere sector zich op het moment van aflossing zal heb ben hersteld.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1983 | | pagina 38