Probleem-
landen en het
internationale
bankwezen
Niet meer maar beter
Nederland staat lang niet altijd op de eerste plaats, als het om overproduktie van zuivelpro-
dukten gaat.
Zuivelproblematiek in de EG
prijs- en marktbeleid, of op contingente-
ring van de melkproduktie aansturen.
Sommige van deze voorstellen dragen
voorts nog een sociaal karakter, waarbij
grote efficiënte melkveehouderijbedrijven
(zoals in Nederland) een stuk van hun pro-
duktie moeten inleveren ten behoeve van
kleine bedrijven. Verder kleeft als groot be
zwaar aan deze voorstellen de praktische
uitvoerbaarheid. Men maakt zich er ge
makkelijk vanaf met de opmerking dat de
zuivelindustrie de 'boekhouding' en de 'af
rekening' moet verzorgen, want een con
trole op de naleving van zulke maatregelen
lijkt een ondoenlijke zaak.
Zo gezien zijn de huidige voorstellen van
de Europese Commissie om de melkprijs
extra te verlagen, naar gelang de toegesta
ne produktiegroei overschreden wordt,
voor de Nederlandse situatie naar verhou
ding nog niet de ongunstigste. Toch zijn
ook hieraan enige bezwaren verbonden.
Immers, als de prijzen sterk of langdurig
worden verlaagd, zal een groot aantal be
drijven hun melkproduktie moeten staken,
met alle gevolgen van dien. Economisch en
maatschappelijk kan dit als een bezwaar
worden ervaren, temeer omdat alternatie
ve mogelijkheden voor de 'stakers' door de
economische recessie gering zijn. Overi
gens kost het in stand houden van ineffi
ciënte bedrijven de gemeenschap handen
vol geld. Voor een exportgerichte produk-
tie als die van Nederland is het van levens
belang, dat onze melkveehouderij met de
technische ontwikkeling meegaat.
Om zoveel mogelijk profijt te trekken van
het huidige zuivelbeleid van de EG is het
van belang, dat onze melkveehouderijbe
drijven gestimuleerd worden om 'niet meer
maar beter' te produceren. Dit houdt on
der meer in dat de bedrijven moeten stre
ven naar kostenverlaging zonder dat dit
leidt tot produktiestijging. Gezien de reeds
hoge graad van technische ontwikkeling in
onze melkveehouderij zijn de mogelijkhe
den voor verdere kostenverlaging zonder
produktiestijging helaas niet meer in ruime
mate aanwezig. Bij het huidige zuivelbeleid
dient dan ook veel aandacht te worden
besteed aan de geschetste negatieve
aspecten, want anders zal het zijn doel
voorbij schieten.
(Vervolg van pagina 11
Bovendien zou het goed zijn indien er meer
duidelijkheid zou komen over het verschaf
fen van liquiditeitssteun door centrale
banken aan het internationale bankwezen.
Ten slotte zij er nogmaals op gewezen dat
dergelijke financiële mechanismen, hoe
noodzakelijk ook, op zich genomen niet
voldoende zijn om een internationale
schuldencrisis af te wenden.
Wereldeconomie
Voor dit laatste is een opleving van de we
reldeconomie en met name de activiteit in
de westelijke wereld een noodzakelijke
voorwaarde. Immers, de kwaliteit van een
belangrijk deel van de uitstaande vorderin
gen van het internationale bankwezen
wordt bepaald door de mate waarin de
ontwikkelingslanden door een vergroting
van de exportopbrengsten deviezen weten
te genereren ter voldoening van hun schul
den. In de huidige omstandigheden ligt de
verantwoordelijkheid in deze dus duidelijk
ook bij de geïndustrialiseerde landen.
Mocht de wereldeconomie in onvoldoende
mate aantrekken in 1983 - en de kans
daarop is zeer zeker niet denkbeeldig - dan
zullen de programma's, die bovengenoem
de landen met het IMF zijn overeengeko
men, in problemen kunnen komen.
Daarmede zou het vertrouwen van de ban
ken, die door het IMF min of meer gedwon
gen zijn de kredietverlening aan deze lan
den uit te breiden, een grote deuk kunnen
oplopen met gevolgen voor wat de bereid
heid van het internationale bankwezen be
treft om op deze wijze met het IMF samen
te werken. Anders gezegd, indien de stag
natie in de wereldeconomie blijft voortdu
ren, is het gevaar niet denkbeeldig dat de
schuldproblematiek in de loop van 1983
nog ernstiger wordt, ondanks de aanpas
singsprogramma's die in de debiteurlan-
den zijn ingevoerd.
Zowel voor het adequaat functioneren van
de financiële mechanismen, als voor het in
voldoende mate aantrekken van de wereld
economie ligt dus een zware verantwoor
delijkheid op de schouders van de autori
teiten in de geïndustrialiseerde landen. In
dien het economisch aanpassingsproces
in de westerse wereld voor meerdere jaren
een stagnerende economie gaat opleve
ren, dient er rekening mee te worden ge
houden dat ontwikkelingslanden, waar de
problematiek nu nog het karakter heeft van
een liquiditeitscrisis, na verloop van tijd
voor een solvabiliteitsprobleem zullen ko
men te staan.