De Europese Commissie
heeft in haar jongste
prijsvoorstellen een extra
verlaging van de melkprijs
met 2,2 voorgesteld,
omdat de melkproduktie in
1982 aanzienlijk groter is
geweest dan volgens het
prijsbesluit van 1982/83
was toegestaan. Deze
nieuwe maatregel moet
voorkomen dat
melkveehouders dit jaar
wederom tot sterke
produktie-uitbreiding zullen
overgaan, waardoor de
zuiveloverschotten verder
zouden toenemen. De vrees
voor die overschotten in de
EG heeft vooral te maken
met de daaruit
voortvloeiende budgettaire
gevolgen in verband met
exportsubsidies. Deze
bedroegen in 1980 en 1981
gemiddeld ongeveer 20
van de totale uitgaven van
het EG-garantiefonds.
22
Zuivelbeleid
Structurele verschillen
Betekenis melkveehouderij
De
zuivei
Ir. A. R. Sjauw-Koen-Fa
Bedrijfstakonderzoek
Naast de nieuwe prijsmaatregel
wordt de zogenaamde medever
antwoordelijkheidsheffing (1982/
83: 2% van de richtprijs voor melk) ge
handhaafd. Van 1977 tot 1 981 is aan me
deverantwoordelijkheidsheffing gemid
deld per jaar ECU 0,2 miljard f 0,5 mil
jard) door de EG-melkveehouders opge
bracht. Dit is ongeveer f 250 per bedrijf per
jaar.
De vraag is echter of al deze maatregelen
voldoende zullen zijn om de melkproduktie
en de zuiveluitgaven te kunnen beheersen,
temeer omdat prijsverlaging in eerste in
stantie juist ook een prikkel kan zijn om de
produktiviteit nog meer te verhogen.
Het zuivelbeleid van de EG heeft vooral ge
volgen voor efficiënte en grotere gespecia
liseerde melkveehouderijbedrijven. Hier
aan ligt het landbouwbeleid ten grondslag,
dat erop gericht is de produktiviteit te ver
hogen en de produktie daar te stimuleren,
waar deze het meest op haar plaats is, on
der meer door natuurlijke omstandigheden
en/of de aanwezigheid van know how. Dit
beleid heeft er in belangrijke mate toe bij
gedragen, dat de melkveehouderij zich on
der andere in Nederland sterk kon ontwik
kelen.
De structurele verschillen in de melkvee
houderij binnen de EG die mede door dit
beleid werden vergroot, alsook het verschil
in economische betekenis van de melkvee
houderij voor de diverse lidstaten hebben
tot gevolg, dat een zuivelmaatregel ver
schillend uitpakt voor de diverse lidstaten.
Door de economische recessie zijn deze
echter steeds minder bereid tot samen
werking en financiële solidariteit, die de
hoekstenen vormen van het gemeen
schappelijk landbouwbeleid.
Nederland wordt er door diverse lidstaten
van beschuldigd één van de grootste ver
oorzakers van de zuiveloverschotten te zijn
en dient, aldus deze lidstaten, ook het
grootste deel van de zuivelrekening te be
talen.
Maar wie moet dan uiteindelijk voor de
kosten van die zuiveloverschotten op
draaien? De consument (via BTW-bijdra-
ge) of de boer (via een heffing)? Alle bedrij
ven, of alleen de efficiënte grote bedrijven?
De produktiestructuur van de melkveehou
derij in de EG verschilt sterk van lidstaat tot
lidstaat (tabel 1
Uit deze tabel blijkt onder meer, dat op
55% van de melkveebedrijven in de EG
minder dan tien koeien worden gehouden.
Italië neemt hiervan ongeveer de helft voor
zijn rekening (bijna 86 van de bedrijven).
Opvallend is dat West-Duitsland en Frank
rijk, de twee grootste melkproducenten
van de EG (gezamenlijk ruim 50% van de
totale EG-melkproduktie) relatief veel klei
ne bedrijven tellen (respectievelijk 80 en
75 van de bedrijven hebben minder dan
20 koeien).
Slechts 215 000 12%) van de 1,8
miljoen bedrijven met melkvee in de EG
zouden kunnen worden aangemerkt als
gespecialiseerde melkveebedrijven (meer
dan 30 koeien). In Nederland is dit onge
veer 45% (vergelijk Italië: 3,4%; Duits
land: 6,6%; Frankrijk: 10,4%).
De betekenis van de melkveehouderij voor
de divere lidstaten loopt ook sterk uiteen,
zoals blijkt uit de tabel 2.
Nederland heeft relatief een kleine melk
veestapel en neemt slechts circa 11'/2%
van de totale melkproduktie in de EG voor
zijn rekening. De Nederlandse melkvee
houderij behoort echter tot één van de
meest efficiënte, gezien onder meer de ho
ge produktiviteit van 5.100 kg melk per
koe per jaar (1980) en circa 5.200 kg in
1981.
Uit de tabel kan de conclusie getrokken
worden dat bij differentiatie van het zuivel
beleid, waardoor bedrijven die meer dan
60 000 kg melk per jaar produceren een
zwaardere heffing moeten betalen met na
me Nederland, het Verenigd Koninkrijk en
Denemarken getroffen zullen worden. Cir
ca 68% van de Nederlandse bedrijven met
melkvee produceren meer dan 60 000 kg
melk per jaar. In het Verenigd Koninkrijk is
dat bijna 80%. Verder is een belangrijk en
hiermee samenhangend verschil in de
melkveehouderij van Nederland ten op-