HóÉ AGRICOLE A FR I GA IN:
Probleemlanden en het internationale
bankwezen
redelijk in de pas met de reële economi
sche groei en met de stijging van het ex
portvolume van de ontwikkelingslanden,
die in genoemd tijdvak respectievelijk 5 en
7 bedroegen. Bovendien viel de bancai
re kredietverlening grotendeels toe aan
een twintigtal zich industrialiserende ont
wikkelingslanden (de zogenaamde NIC's)
en olie-exporterende landen, die over het
algemeen een zeer dynamische ontwikke
ling hebben gekend en een hoog rende
ment op investeringsprojecten leveren.
Wij zijn dan ook van mening dat de huidige
schuldenproblematiek overwegend een li
quiditeitskarakter draagt. Dit werd met na
me veroorzaakt door een aantal externe
ontwikkelingen die zich sinds 1 979 buiten
de invloedssfeer van de individuele debi-
teurlanden voordeden. Als antwoord op de
tweede oliecrisis hebben de geïndustriali
seerde landen een politiek gevoerd gericht
op terugdrijving van de inflatie en de sterk
gestegen overheidstekorten. Deze restric
tieve politiek ging gepaard met een reces
sie in de westerse wereld en met hoog op
gelopen (reële) rentevoeten. Voor de ont
wikkelingslanden betekende dit dat men
geen mogelijkheid had om de tekorten op
de betalingsbalans op normale wijze tot
aanvaardbare proporties terug te drijven.
Immers de rentelasten op de buitenlandse
schuld liepen op, de exportmogelijkheden
namen af en men werd bovendien gecon
fronteerd met een sterke verslechtering
van de ruilvoet door een scherpe daling van
de grondstoffenprijzen.
Met andere woorden het internationale
bankwezen zag zich geconfronteerd met
enerzijds een verslechterde eigen solvabi
liteitspositie, anderzijds een door liquidi
teitsproblemen verminderde kredietwaar
digheid van landen, die deel uitmaakten
van hun sterk toegenomen buitenlandse
debiteurenportefeuille.
In deze situatie reageerden de banken in
eerste instantie met een verkorting van de
looptijden van hun kredieten, waardoor de
liquiditeitspositie van de ontwikkelingslan
den zich verder verslechterde. Vervolgens
leidde een terughoudende opstelling bij
het verstrekken van nieuwe kredieten tot fi
nancieringsproblemen voor een aantal lan
den en de noodzaak tot herstructurering
van de commerciële bankschuld.
De omvang van de huidige problematiek
kan in de volgende cijfers worden samen
gevat. Het aandeel van het bankwezen in
de (middel)lange schuld van de ontwikke
lingslanden steeg van 43% in 1970 tot
61% in 1980. De vorderingen van het
westerse bankwezen op de ontwikkelings
landen beliepen medio 1982 bijna $350
miljard (waarvan niet-OPEC landen $270
miljard). Daarbij is de kredietverlening
sterk geconcentreerd in een beperkt aantal
landen. Van de totale vorderingen op de
gezamenlijke ontwikkelingslanden (inclu
sief OPEC) kwam medio 1982 ruim 55%
voor rekening van slechts vijf landen, te
weten Mexico, Brazilië, Argentinië, Vene
zuela en Zuid-Korea.
Tweeledig gevaar
De vraag rijst nu welke bedreiging hiervan
uitgaat voor de stabiliteit van het interna
tionale financiële systeem. Immers indien
slechts sprake is van een herstructurering
van vervallende schulden, terwijl de rente
betaling op deze schulden normaal vol
daan wordt, lijkt er weinig aan de hand. Er
dienen hier echter twee effecten te worden
onderscheiden. In de eerste plaats kan een
land in een dusdanig precaire positie te
rechtkomen, dat het besluit zijn schuldver
plichtingen niet langer te erkennen. In dat
geval zal het bankwezen gedwongen wor
den deze schuld uit het aanwezige eigen
vermogen af te schrijven, waardoor de sol
vabiliteitspositie van dit bankwezen sterk
zou afnemen.
Voor een inzicht in het tweede effect, is het
noodzakelijk stil te staan bij de wijze waar
op het internationale bankwezen de kre
dieten aan de ontwikkelingslanden finan
ciert. Deze financiering geschiedt via de in-
terbancaire depositomarkt (banken geven
elkaar krediet in de vorm van deposito's).
Via deze interbancaire draaischijf worden
de primaire deposito's, die in belangrijke
mate geconcentreerd zijn bij een relatief
beperkt aantal grote banken, doorgesluisd.
Aldus vormt deze markt voor vele banken
een onmisbare financieringsbron. Boven
dien vervult deze interbancaire deposito-
markt een uiterst belangrijke functie bij het
handhaven van de liquiditeit van het inter
nationale bankwezen, gegeven de afwe
zigheid van een stabiele depositobasis in
het internationale bedrijf en van een cen
trale bank om in laatste instantie liquidi-
teitssteun te verlenen. In het geval van een
vertrouwenscrisis, vooral als een groep van
ontwikkelingslanden door de werking van
een aantal externe factoren in problemen
geraakt, bestaat het gevaar dat deze inter
bancaire markt wordt verlamd, waarmee
de basis voor het internationale financiële
systeem zou worden ondermijnd en domi
no-effecten kunnen optreden.
Met andere woorden, het gevaar schuilt
niet alleen in het directe effect dat landen
hun betalingsverplichtingen niet kunnen
nakomen en hun buitenlandse schulden
gaan herstructureren, maar evenzeer in het
indirecte effect dat een dergelijke ontwik
keling kan hebben op het functioneren van
de interbancaire markt, met name ten aan-
s'siü:
SOCIÊTf anonyme
Capital 3.000.000 dk Francs
niytsfi. A.v tooo n rttkSS nK av rtmths cmc.vst
Hl tl, K NOCIA1.
In de periode tot de Tweede Wereldoorlog
was de schuld van de ontwikkelingslanden
voornamelijk in handen van particulieren in
de vorm van obligaties.
ÏOCWTt ASIMCOM AfRICAIftC
lionff. 01)1.38 4
SOCIttf «GMCOil «RlCIUNt
Vet ion X" 001,3
SOCIETf A5RICOLE AMHCMMC
VetionN" OOI
ion tv 001,3 84
SOCtf 18 MMCOU
Vtion.V 001,384
soctete A.jmcou Af
Vel ion V" 001.38
AGRtCOU AftlCAWt
lionN°' PO 1.384
'Tt ACWCCK.Ï AfRICAtNt
•tion N"! ooi,3S4