Exportbevordering naar
ontwikkelingslanden
Vietnam) en monoculturen (Midden-Ame-
rika). De laatste twintig jaar is de trend
waarneembaar van een steeds toenemen
de ongelijkheid tussen deze landen,
leder land heeft een eigen fase van ontwik
keling en de bij deze fase horende specifie
ke kenmerken. Op deze kenmerken moet
per land de aanpak van de ontwikkelings
problematiek geënt zijn, ten einde het land
niet alleen op de snelste, maar ook meest
geëigende wijze in een hogere ontwikke
lingsfase te brengen.
Landbouw op de eerste plaats
Het belangrijkste dat men door de jaren
heen geleerd heeft is, dat de hulp aan het
platteland het meest doeltreffend is. Twee
oude redenen voor deze vorm van hulp zijn
het tegengaan van de trek van de platte
landers naar de grote stad en het bevorde
ren van de wereldvoedselproduktie.
Hierbij heeft zich recentelijk een heel be
langrijke andere overweging gevoegd. Als
gevolg van de nieuwe technologieën wordt
steeds meer mensenarbeid overgenomen
door machines. In het verleden zijn veel ar
beidsintensieve produktieprocessen naar
de ontwikkelingslanden verplaatst, vanwe
ge de lage lonen aldaar. Nu echter ziet het
ernaar uit dat computers en robots zelfs
goedkoper zullen gaan produceren dan de
arbeidskrachten in de lage inkomenslan-
den. Dit kan een enorm verlies van arbeids
plaatsen aldaar veroorzaken en men kan
zelfs verwachten, dat in de komende jaren
allerlei industrieën weer terugkomen naar
de rijke landen om transportkosten uit te
sparen.
Het beste verweer dat ontwikkelingslan
den met enig agrarisch potentieel hebben
tegen deze nieuwe aanslag op hun werk
gelegenheid is de versnelde ontwikkeling
van het platteland. Daarbij dient niet meer
alleen te worden gestreefd naar een zo
hoog mogelijke opbrengst per hectare
(zoals tijdens 'de groene revolutie' in de ja
ren zeventig), maar ook naar een fabrieks
matige verwerking van de eigen produkten
in het land zelf. Dit betekent dat er in de
toekomst enorme investeringen te ver
wachten zijn in projecten op het terrein van
irrigatie, infra-structuur, plantages, fabrie
ken etc.
Het Nederlandse bedrijfsleven, dat onge
twijfeld meer en meer de verwerking van
grondstoffen uit deze landen zal verliezen,
moet vooraan staan bij het verkrijgen van
een deel van het werk dat met deze om
schakeling samenhangt. Voor ons land is
de groei in de afzet van zijn produkten in de
industrielanden op een laag pitje gekomen,
maar in de ontwikkelingslanden hebben
wij nog tal van kansen. Nederland heeft
een grote deskundigheid op agrarisch ge
bied.
Ons bedrijfsleven moet zijn grote kennis en
ervaring te gelde maken, waar mogelijk
hierbij ondersteund door de overheid. Dit
kan op vele manieren. Drie ervan, die mo
menteel erg veel aandacht krijgen, wil ik
hier in het kort behandelen. Het betreft:
de projectfinanciering
het gezamenlijk aannemen van projec
ten door bedrijven met verschillende ach
tergronden
met ontwikkelingshulp gefinancierde
export van hulpwerktuigen naar geïsoleer
de gebieden.
Bij elk van deze drie onderwerpen moet be
dacht worden dat er zowel binnen als bui
ten Nederland vele vormen van particuliere
en overheidsondersteuning bestaan. Al
leen al in Nederland is wel een 1 00-tal in
stellingen op dit terrein werkzaam.
Projectfinanciering
Projectfinanciering bestaat uit het ver
strekken van leningen voor projecten,
waarbij rente en aflossing moeten (kun
nen) worden voldaan uit de opbrengst van
het project. Het kenmerk van projectfinan
ciering is, dat het project zelf de enige ga
rantie voor de kapitaalverschaffers is. Ter
verduidelijking het voorbeeld van de finan
ciering van een brug. Wanneer rente en af
lossing uit tolgelden verdiend moeten wor
den en er geen overheid is die zich voor de
terugbetaling garant stelt, dan is sprake
van projectfinanciering.
Bij deze financieringsvorm gaat het meest
al om grote projecten met een aanzienlijk
kapitaalbeslag en veel deelnemende partij
en. Een tweede verschil tussen project- en
gewone financiering bestaat uit de gecom
pliceerdheid van de contracten.
Men probeert de risico's te verkleinen door
bindende afspraken te maken met overhe
den, leveranciers en afnemers. Door de
grote verscheidenheid van de talrijke onze
kerheden moeten de banken vaak blind va
ren op beoordelingen van externe deskun
digen. Mede om de afhankelijkheid van ex
terne factoren zo klein mogelijk te maken,
streeft men ernaar door middel van con
tracten zich zoveel mogelijk tegen al deze
risico's in te dekken.
Landbouwers in Mali. Het ploegen gebeurt
met Nederlandse ploegen (zie rechtsonder).
Bedrijvenbundeling
Zowel rijke als arme landen hebben in toe
nemende mate belang bij een versnelde
ontwikkeling van de Derde Wereld. Om die
te bereiken, moeten vaak complexe projec
ten op stapel worden gezet.
De laatste tijd wordt van verschillende kan
ten benadrukt, dat Nederland meer zijn
best moet doen om deel te nemen in die
werkzaamheden, waarmee ons land een
wereldreputatie heeft opgebouwd. Meest
al gaat het daarbij om een samenstel van
goederen en kennis dat niet binnen één be
drijf kan worden gevonden. Om toch de
opdracht te verkrijgen, wordt dan tot dus
ver veelal overgegaan tot het vormen van
een consortium. Vaak mist men echter de
order door organisatorische aanlooppro
blemen of doordat niet tijdig wordt onder
kend dat men via bundeling van bedrijven
zeer goed had kunnen inschrijven. Om dit
te voorkomen, wordt tegenwoordig zowel
van de kant van de overheid als van het be
drijfsleven aangedrongen op het vormen
van permanente samenwerkingsverban
den.
De Rabobank doet al enige jaren mee in
twee bedrijfssamenwerkingen: de Agri-
Business Group Holland (ABGH) waarbin
nen de Rabobank, HVA, Wessanen, Avebe
en de graanelevatormaatschappij samen
werken en de CIAD, een bundeling van ne
gen grote agrarische coöperaties. Beide
associaties zijn gericht op het verwerven
en deelnemen in de uitvoering van (grote)
projecten in ontwikkelingslanden.
Door de staatssecretaris voor exportbevor
dering en in landelijke commissies en
stuurgroepen wordt gepraat over het op
zetten van respectievelijk de Nederlandse
Overzeese Projectenassociatie (NOPA), de
Maatschappij voor Export Projecten (MEP)
en de Holland B.V. Opvallend kenmerk bij
deze bundelingen is de vooraanstaande rol
die de overheid zich toedicht.
De organisatorische en vooral juridische
problemen bij deze bedrijvenbundeling
zijn echter groot. Vertegenwoordigers van
bedrijven in zulk een bundeling moeten bij
voorbeeld voor elkaar bindende afspraken
met opdrachtgevers kunnen maken. Ook