at ons bezighoudt... Wob DE WILDE EN DE VERSTANDIGE WEG Welke afspraken er ook inmiddels tussen de sociale partners en de regering tot stand gekomen mogen zijn, het staat wel vast, dat 1983 voorlopig in het teken zal staan van het zoeken naar middelen om de werkgelegenheid uit te breiden of te be houden, In het licht van de nog steeds om zich heen grijpende werkloosheid, is dat hard nodig ook. Echter, om in deze richting enig succes te boeken dienen de middelen weloverwogen te worden gekozen. In dit opzicht stellen ons de geluiden, die wij van deze en gene zijde uit werknemersorganisaties verna men, niet helemaal gerust. Daar leeft blijk baar de gedachte dat in een simpele, uni forme verkorting van de werkweek het me dicijn tegen de kwaal van de werkloosheid gevonden kan worden. Ons hoofddirectie lid drs. P. M. Burghouts waarschuwde er vorige maand (zie de NRC van 10 decem ber) ernstig voor hier geen heil van te ver wachten. Een algemene verkorting van de arbeidstijd per week zet geen zoden aan de dijk; zeker bij een bank levert dat geen ar beidsplaatsen op! Natuurlijk is een 32-uri- ge werkweek denkbaar, dat levert ook vol gens Burghouts wel werkgelegenheid op, maar psychologisch en praktisch is dat niet te verkopen, omdat heel veel mensen het zich nu eenmaal niet zullen kunnen ver oorloven 20% in loon achteruit te gaan! Ook zou bij de meer gespecialiseerde func ties de neiging of de noodzaak ontstaan hetzelfde werk in 32 uur af te doen. Dit wijst er reeds op, hoe onverstandig het is in het wilde weg voorstellen tot arbeids duurverkorting te doen. Trouwens niet al leen de werknemers moeten de verkorting kunnen verwerken (inleveren van loon), ook de gevolgen voor de bedrijven zelf die nen zeer serieus te worden genomen. Wanneer zo'n verkorting voor ons bedrijfs leven extra zware lasten dreigt mee te brengen, zou ons land met de werkgele genheid van de wal in de sloot geraken. Wij dienen te onderkennen, dat iedere verkor ting zorgen toevoegt aan een onderne ming. In het financiële vlak betekent dit dat er een tegenwicht gevonden moet worden, minder loonkosten of minder prijscompen satie, maar zeer belangrijk is ook dat een verkorting niet de organisatie en het werk- of produktieschema van de onderneming nadelig beïnvloedt. Dat laatste is een fac tor, die men niet onderschatte. Niet de tak doorzagen, waarop je zit! De enige verstandige weg in deze is, dat werknemers en werkgever(s) in een be drijfstak) zelf zich samen ernstig beraden hoe de werkgelegenheid in de onderne ming kan worden behouden en zo mogelijk uitgebreid. Wij hebben de indruk, dat de bereidheid daartoe in ons land groeiende is en hopen, dat langs die weg 1 983 ons in dit opzicht nader mag brengen tot een be tere (verdeling van de) werkgelegenheid. Men verwachte echter geen wonder. Al leen door een goed invoelen van de hele si tuatie in en rond de onderneming, kan de solidariteit die ook tussen de werknemen- de en de werkgevende partners moet be staan, het voor die onderneming passende middel vinden om mensen aan het werk te houden of te zetten. Een methode, geba seerd op het gemeenschappelijk belang van alle direct betrokkenen en daarom waard te proberen! ENQUÊTE BEDRIJFSONTWIKKELING Met veel voldoening hebben wij de negen de Enquête Regionale Bedrijfsontwikke ling (ERBO) in successie ontvangen en be studeerd. Geen voldoening weliswaar over de gebleken situatie in het Nederlandse bedrijfsleven, echter wel over de toegeno men kwaliteit van deze in opdracht van de Vereniging van Kamers van Koophandel te Woerden gehouden enquête. Hoewel er in ons land driftig gestudeerd wordt op de di verse economische ontwikkelingen in de bedrijfstakken, wordt nog altijd de handi cap van gebrekkig data-materiaal onder vonden. Deze enquête voorziet dan ook in een dringende behoefte aan goede infor matie. Het afgelopen jaar werd het onder zoek voor het eerst op een uniforme wijze door alle 35 Kamers van Koophandel uit gevoerd. Door de verkregen regionale re sultaten te bundelen, konden de ontwikke lingen in het vaderlandse bedrijfsleven worden weergegeven. In totaal werden 78 000 bedrijven in sep tember en oktober jl. aangeschreven, het geen neerkomt op 15% van het totale Nederlandse bedrijfsleven (inclusief de agrarische bedrijven). Van de aangeschre ven bedrijven reageerde 5% meer dan in 1 981te weten 58%. Dit aantal, waar circa 25 van de helaas teruglopende werkge legenheid zich bevindt, is groot genoeg om verantwoorde uitspraken over ons totale bedrijfsleven te doen. De resultaten van deze enquête gaven geen florissant beeld te zien. Wie had an ders verwacht? Een historisch hoog aantal faillissementen van bijna 8600 bedrijven in 1982 zegt voldoende. Toch zijn er licht punten. Met name de winstontwikkeling was minder ongunstig dan in 1981. De rendementssituatie bij de kleine bedrijven is stabiel gebleven: 48% meldde een vol doende rendement. De grote bedrijven ga ven aan, dat bij 43% van hen het rende ment voldoende was, ofte wel 1 %-punt meer dan in 1981. Deze resultaten voor het totale bedrijfsleven zijn bereikt bij een nominaal stagnerende omzet (reëel een daling van 5%), hetgeen een succesvolle sanering van de kosten inhoudt. In het on derzoek wordt bij de beoordeling van de bedrijfsresultaten het kostenniveau in ver houding vaker genoemd als gunstige dan als ongunstige factor. Bij het terugdringen van de kosten paste een uiterst terughoudend investeringsbe leid. Reëel zijn de investeringen in 1982 zeer aanzienlijk afgenomen en wel met 14% tegen reeds 1 2% in 1 981De groot ste daling komt voor rekening van de de tailhandel, de dienstensector en de agrari sche sector. Bij de eerste twee genoemde sectoren is een direct verband te leggen met de sterk teruggelopen koopkracht. Bij de agrari sche sector en dan vooral bij de akkerbouw en veehouderij is sprake van een verzadi ging, na de investeringshausse in de twee de helft van de jaren zeventig. Alleen in de tuinbouw is aanzienlijk geïnvesteerd in ver band met energiebesparende voorzienin gen. Bij deze investeringsontwikkeling werd te vens waargenomen, dat met name de klei nere bedrijven aanzienlijk minder inves teerden. Bovendien lag in 1 982, evenals in 1981, de nadruk op vervangingsinveste ringen. Tevens viel op, dat bij exporterende

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1983 | | pagina 2