^v;
hebben: de balansen van de ondernemin
gen werden steeds meer uitgerekt en zijn
ten slotte - op vele goede uitzonderingen
na -volledig uitgewrongen. Als vervolgens
blijkt, in het begin van de jaren tachtig, dat
de zelffinanciering door winstinhouding,
de vindingrijke financieringsconstructies
en de zogenaamde risicodragende finan-
cieringsvormen geen soelaas meer bieden,
wordt de roep om overheidsinterventie
sterk.
Die weg wordt dan ook massaal bewan
deld en de overheid geeft aan die roep
ook ruimschoots gehoor. Totdat een he
melhoog gestegen financieringstekort ook
deze mogelijkheden beperkt. Wij leven dan
inmiddels in deze tijd waarin ook het besef
doorbreekt, dat het opzetten van een finan
cieringsgebouw op een steeds toenemend
overheidsfundament niets oplost en ook
niet strookt met de aloude private traditie
van het Nederlandse bedrijfsleven. Het
verhaal over de effectenbeurs hebben wij
hier gemakshalve weggelaten omdat deze
in het plaatje van het verschaffen van
nieuw risicodragend vermogen al jaren
geen enkele rol van betekenis meer vervult.
t>v;
De participatiemaatschappij
Gelukkig behoeft dit overzicht in vogel
vlucht hier niet te eindigen, omdat zich
sinds kort een nieuw verschijnsel aan het
financieringsfirmament heeft aangediend
dat reden geeft op een sprankje hoop.
Wij doelen hier op de betrekkelijk grote
golf van participatiemaatschappijen die
sinds kort het licht hebben gezien.
Overgewaaid van gene zijde van de Atlanti
sche Oceaan, opgepakt door financiële 'in-
novators' in Nederland en aangemoedigd
door de overheid door middel van fiscale-
en verliesgarantieregelingen, is ons land in
kort tijdsbestek zo'n twintigtal van dit soort
financieringsinstellingen rijk geworden. Zij
leggen zich toe op het meest dringende
segment in de financieringsbehoefte van
bedrijven, te weten de verschaffing van ri
sicodragend kapitaal.
De introductie in Nederland van het ver
schijnsel van de participatiemaatschappij,
hoezeer ook sprake is van een pril begin
van een nieuw financieringsinstrument, is
op zichzelf van groot belang.
Het is een poging om het vermogen dat
zich in de private sector bevindt en daar
beheerd wordt, te weten bij particulieren,
bij institutionele beleggers, bij banken en
bij overliquide bedrijven, te mobiliseren in
de richting van broodnodige investeringen
in risicodragend, permanent in onderne
mingen werkzaam vermogen. Omdat het
volledig aansluit op de omstandigheden
waarin de vraag naar het beheer van en het
aanbod van kapitaal is terecht gekomen,
zal dit verschijnsel wel eens meer dan een
eendagsvlieg kunnen blijken te zijn. Maar
één zwaluw maakt nog geen zomer en
twintig zwaluwen ook niet. Een voorwaar
de voor het succes van deze nieuwe formu
le is dat er een echte markt voor risicodra
gend kapitaal wordt geschapen, waarin
deze participatiemaatschappijen als nieu
we aanbieders een rol vervullen, een markt
die een complement zou moeten zijn op de
beurs, die het de laatste jaren volledig
heeft laten afweten.
De overheid heeft het ontstaan van partici
patiemaatschappijen een flinke steun in de
rug gegeven door middel van de Garantie
regeling Particuliere Participatiemaat
schappijen 1981. Het belangrijkste voor
deel voor de onder deze regeling vallende
particuliere participatiemaatschappijen
(PPM) is dat de overheid onder bepaalde
voorwaarden, de helft van de eventuele
verliezen op de deelnemingen van de
PPM'en voor haar rekening neemt.
Strikt genomen een oneigenlijk middel ter
stimulering van dit nieuwe instrument.
De Groningse hoogleraar prof. dr. P. W.
Moerland heeft in zijn recente oratie te
recht erop gewezen, dat de verliesgarantie
een slecht gesternte is waaronder de parti
cipatiemaatschappijen worden geboren.
Het verschaffen van risicodragend vermo
gen verdraagt zich niet met een garantie
voor verliezen. Waar blijft immers het risi
codragend karakter als het verliesrisico
(deels) wordt geëlimineerd. Plastisch drukt
hij het ongeveerzo uit: 'de dokterverklaart,
dat de patiënt het bed mag verlaten, maar
hij moet het matras wel meenemen.'
Als echter deze schoonheidsfout nodig is
om een omwenteling in de financierings
praktijk en -historie in Nederland teweeg
te brengen, dan dienen wij dit op de koop
toe te nemen.
De 'record' van de thans bestaande partici
patiemaatschappijen die onder de garan
tieregeling vallen, is in volume en in aantal
participaties nog niet erg groot. Als het
echter waar is - en het tegendeel is nog
niet bewezen - dat de toekomst ligt bij de
kleinere ondernemingen (small wordt
steeds meer beautiful!) dan zijn volgens
onderstaande tabel de 25 ondernemingen
'in therapie' altijd beter dan 25 extra fail
lissementen.
Banken en institutionele beleggers zijn de
grootste beheerders van vermogen in Ne
derland. Zij zijn verbonden aan strikte re
gels met betrekking tot deelnemingen,
aandelenbezit, zeggenschap verbonden
aan aandelen enz.
Om de oprichting van participatiemaat
schappijen nog eens extra te stimuleren
zijn deze regels, in het bijzonder ten aan
zien van de banken, verzacht. Toch zal
het niet verbazen dat de meeste van de
20 participatiemaatschappijen onder de
paraplu van banken en verzekeringsmaat
schappijen tot stand zijn gekomen.
De Rabobank in drie maatschappijen
Ook de Rabobank is sinds kort direct maar
zeer intensief betrokken bij de bovenge
schetste nieuwe ontwikkelingen. De orga
nisatie heeft als volle dochter de Rabo
bank Nederland Participatiemaatschappij
B V. Zij neemt voorts voor 40% deel in On
dernemend Vermogen Nederland C.V., ten
slotte heeft zij een 20 procents belang
in het onlangs opgerichte Gilde Venture
Fund B.V.
Met deze drie maatschappijen, waarin
Rabobank deelneemt, bestrijkt zij een
breed scala van nieuwe initiatieven en be
nadrukt daarmee haar intentie en strategie
Aantallen, aard en omvang van deelnemingen door participatiemaatschappijen
onder de zogenaamde garantieregeling")
Type onderneming Aantal gemelde Aantal betrokken Bedragen
participaties ondernemingen
bestaande
ondernemingen 14 10 ±f 6 m/m
verzelfstandigde
concernonderdelen
(spin-offs) 10 6 ±f 4 m/m
nieuwe ondernemingen 11 9 f 3 m/m
Totaal 35 25 f 13 m/m**)
Bron: De Nederlandsche Bank
waarvan f 2,8 m/m converteerbare en achtergestelde leningen.