rwob J
Wob Z)
[Wob J
Wat ons bezighoudt
Vervolg van pagina 3
van de regeringsverklaring een geest van
naar elkaar willen luisteren, die de laatste
jaren bijna voortdurend afwezig is ge
weest. Ondanks alle tot uitdrukking ge
brachte verschillen was er geen sfeer van
polarisatie, maar eerder een streven geza
menlijk een begaanbare weg te vinden.
Daarnaast bleken werkgevers en werkne
mers voor het eerst sinds vele jaren in staat
het ten minste over enkele zaken zodanig
eens te kunnen worden, dat er een akkoord
kon worden gesloten. Het was weliswaar
bescheiden en het werd meteen bekriti
seerd, maar het was wel ondertekend door
twee partijen die nu kennelijk tot de con
clusie zijn gekomen dat hun gemeen
schappelijke belangen het best kunnen
worden nagestreefd in een samenwer-
kingsklimaat.
Ook internationaal is het niet alleen maar
somberheid. De jongste GATT-vergade-
ring in Genève kan met de beste wil geen
daverend succes worden genoemd, maar
er bleek toch genoeg politieke wil aanwe
zig om tot het uiterste te proberen een
strijdwijze tegen protectionisme te formu
leren waarover men het eens kon worden.
Op bancair gebied wordt steeds duidelijker
beseft en uitgesproken dat commerciële
en centrale banken te zamen met interna
tionale instellingen moeten proberen het
internationale financiële stelsel gezond te
houden.
Toegegeven, het schijnsel van deze licht
punten is zwak, maar het is in ieder geval
niet stikdonker, zoals door velen wordt be
weerd. Degenen die het bovenstaande
sceptischer beoordelen, kunnen wellicht
hoop putten uit de geschiedenis, die ons
twee dingen laat zien. Ten eerste toont zij
dat de economie zich volgens een golfpa
troon onwikkelt, zodat na elk dal in ieder
geval weereen herstelfase volgt. Ten twee
de heeft de Rotterdamse hoogleraar eco
nomie Siebrand erop gewezen dat een
grote mate van eensgezindheid onder eco
nomen in het verleden geen garantie was
voor de juistheid van hun inzichten en dat
zij talrijke belangrijke ontwikkelingen
hooguit gebrekkig hebben voorzien. De al
gemene mening dat wij zeer donkere tij
den tegemoet gaan, hoeft om nu nog on
bekende redenen dus helemaal niet juistte
zijn.
KREDIETEN AAN ARME LANDEN PURE
NOODZAAK
De risico's bij het internationaal bankieren
zijn de afgelopen jaren sterk toegenomen.
Het gaat niet langer om het schuldenpro
bleem van een aantal individuele landen. Er
is veeleer sprake van bezorgdheid rond de
stabiliteit van het internationale financiële
systeem als zodanig. De ontwikkelingslan
den hebben niet alleen enorme schulden,
maar zitten ook zo krap bij kas dat ze deze
maar nauwelijks kunnen terugbetalen. De
hoge reële rente en de verminderde inkom
sten als gevolg van gedaalde grondstof-
fenprijzen en het door het inzakken van de
wereldhandel afgenomen exportvolume
zijn daar de oorzaken van. Dit liquiditeits
probleem wordt in een aantal gevallen
nog verscherpt door de terughoudendheid
van het bankwezen bij de verstrekking van
nieuwe kredieten.
Externe factoren, die buiten de invloeds
sfeer van de individuele debiteurlanden
liggen, zorgen aldus voor extra problemen
op een moment dat vele landen ertoe over
gingen de tering naar de nering te zetten.
Een politiek die er op gericht is de externe
positie te verbeteren door middel van een
restrictief financieel-economisch beleid.
Als er ten aanzien van die externe factoren
niets verandert, is een overgang van de
huidige liquiditeitsproblematiek in een
fundamenteel solvabiliteitsprobleem niet
uit te sluiten, met alle gevolgen van dien
voor de internationale bankwereld.
Wat is er nodig om dit laatste af te wen
den? Ten eerste moet het internationale fi
nanciële bestel zorgen, dat de kredietkraan
voor de ontwikkelingslanden niet abrupt
wordt dichtgedraaid, waardoor ingevoer
de stabilisatieprogramma's een kans van
slagen krijgen. In dit licht is een aantal re
cente ontwikkelingen vermeldenswaard.
Zo heeft een aantal probleemlanden (bijv.
Hongarije en Mexico) naast nieuwe kre
dietovereenkomsten van het Internationale
Monetaire Fonds (IMF) tevens liquiditeits-
steun ontvangen van de Bank voor Interna
tionale Betalingen. Verder is er een Ameri
kaans plan om het IMF een speciaal vang
net te laten opzetten voor landen met acute
betalingsproblemen. Ook lijkt overeen
stemming nabij over uitbreiding van de ge
wone financieringsmiddelen (quotaverho
ging) van het IMF. Ten slotte bestaat bij het
(met name Amerikaanse) commerciële
bankwezen het plan voor oprichting van
een informatieburau ten einde banken in
staat te stellen - beter dan tot dusverre -
op basis van betrouwbare gegevens de
kredietwaardigheid van landen te beoor
delen. Zo'n bureau zou ook het overleg tus
sen debiteurenlanden en het internationale
bankwezen effectiever kunnen doen verlo
pen.
In de tweede plaats zijn een economische
opleving in de geïndustrialiseerde wereld
en een daling van de rente nodig. Immers,
indien voor langere tijd gerekend moet
worden met economische stagnatie en
blijvend hoge (reële) rentevoeten, wordt de
externe schuldenpositie voor de groep van
ontwikkelingslanden uitzichtloos, te meer
ook gezien het onder deze omstandighe
den toenemend protectionisme in de inter
nationale handel.
Met de rente lijkt het de goede kant op te
gaan. Het herstel van de wereldeconomie
laat daarentegen helaas op zich wachten
en zal vermoedelijk ook in 1 983 nauwelijks
plaatsvinden.
Oplossingen voor het afwenden van een
internationale bankencrisis moeten dus
met name uit de hoek van de geïndustriali
seerde landen komen. Internationale in
stellingen, nationale autoriteiten en com
merciële banken zullen daarbij elk afzon
derlijk maar ook gezamenlijk een belangrij
ke rol moeten spelen.
GILDE VENTURE FUND
Halverwege november heeft officieel de
oprichting plaatsgevonden van een nieuwe
participatiemaatschappij, de 'Gilde Ventu
re Fund'. Rabobank Nederland neemt deel
in deze groep van nogal heterogene sa
menstelling. Behalve de Rabobank en En-
nia zijn de andere Nederlandse deelnemers
Indivers en Vitol Beheer. Ook de Ameri
kaanse Palmer Organisation en de Engelse
Industrial and Commercial Finance Corpo
ration (ICFC) hebben mede initiatief geno
men tot oprichting van deze maatschappij.
Als reden van deelneming door Rabobank
Nederland wordt in de persmedia de mo
gelijkheid gezien om met name in de agri-
businesssector ondersteuning te verlenen.
Het Gilde Venture Fund heeft de ambitie
zich sterker dan andere participatiemaat
schappijen internationaal te manifesteren.
Het aandelenkapitaal van dertig miljoen
gulden is ook groter dan van een aantal an
dere PPM's.
Enerzijds zal het beleid gericht zijn op deel
neming en ondersteuning van internatio
naal opererende middelgrote Nederlandse
ondernemingen; anderzijds wil men in de
zakelijke contacten ook over de grenzen
kijken naar Westeuropese bedrijven. Het
bijzondere van deze participatiemaat
schappij is dat naast financiële deelneming
ook managementondersteuning bij de
deelnemende instellingen ten dienste staat
van Gilde Venture Fund. De Engelse part
ner ICFC beschikt over een ruime erva
ring op het gebied van bedrijfsondersteu
ning, met een totaalbedrag aan uitstaande
financieringen van 2 miljard gulden. ICFC
heeft sinds 1 945 zo'n 6400 bedrijven on
dersteunend vermogen verschaft. Ook de
Amerikaanse partner zal zijn ervaring en
know how inbrengen.
Rabobank Nederland neemt thans deel in
een tweetal participatiemaatschappijen en
kent daarnaast de eigen Rabobank Neder
land Participatie Maatschappij. Het inter
nationale karakter van Gilde Venture Fund
biedt ruimere mogelijkheden om voor een
gedeelte te kunnen voorzien in de behoefte
aan risicodragend vermogen in de bedrij
ven.
DE BOEKENPLANK VOOR AGRARIËRS
Ook ten behoeve van de agrariërs heeft de
onderzoek- en informatiefunctie van de
Rabobankorganisatie in de loop der jaren
een toenemend accent gekregen. Hoewel