Grondbewerking op proefvelden in Soedan.
8 procent van hun totale voedselverbruik.
Veel ontwikkelingslanden kunnen zich uit
betalingsbalansoverwegingen geen grote
re voedselinvoer permitteren. Derhalve
zullen zij grotendeels zelf in de vraag naar
voedsel moeten voorzien.
Ook uit andere hoofde is bevordering van
de agrarische sector van belang voor de
ontwikkelingslanden. Op basis van erva
ringsgegevens komt de Wereldbank tot de
conclusie dat ontwikkelingslanden, die een
aanmerkelijke groei van de agrarische sec
tor realiseerden eveneens een voorspoedi
ge economische ontwikkeling verwezen
lijkten. Omgekeerd geldt dat landen met
een lage agrarische groei een geringe eco
nomische vooruitgang boekten. Naast de
uitstralingseffecten van een gezonde agra
rische sector op de rest van de economie
dient hierbij gewezen te worden op het al
genoemde belang van de opbrengst van
agrarische exporten ter financiering van de
importen, die nodig zijn voor de economi
sche ontwikkeling van het land.
Lange tijd werd in ontwikkelingslanden de
zienswijze verkondigd dat de industriële
sector de motor tot economische ontwik
keling was. Dit blijkt uit het nog steeds ge
ringe aandeel (vaak slechts 5 a 10 procent)
van de overheidsuitgaven voor de land
bouw. In veel landen is de landbouw niet
alleen verwaarloosd, doch zelfs benadeeld
door kunstmatig lage binnenlandse prijzen
voor agrarische produkten (ten einde de lo
nen voor de industrie laag te kunnen hou
den), alsmede door een overgewaardeerde
valuta en door belastingheffing op agrari
sche exporten. Ook hebben vaak ineffi
ciënte overheidsinstellingen, actief op het
gebied van verwerking en afzet van land-
bouwprodukten, een grote produktengroei
in de weg gestaan.
Het economische beleid ten aanzien van de
agrarische sector in de ontwikkelingslan
den kan op vele manieren verbeterd wor
den. Voorbeelden daarvan zijn verbetering
van de infrastructuur, hulp bij de uitbrei
ding van het landbouwareaal en bij de afzet
van landbouwprodukten, alsmede betere
kredietfaciliteiten. Met betrekking tot het
laatste wordt door de Wereldbank opge
merkt dat, hoewel veel landen speciale kre
dietfaciliteiten hebben voor de arme boe
renbevolking, agrarische kredieten vaak
ten goede komen aan de grote boeren of
worden aangewend voor niet-agrarische
doeleinden.
Ten einde de armere boerenbevolking be
ter te voorzien van de noodzakelijke hulp
goederen en financiële middelen alsmede
opslag- en afzetfaciliteiten kan ook worden
gedacht aan het oprichten van landbouw
coöperaties. Hoewel coöperaties in de der
de wereld nog wel eens mislukken door
onervarenheid of door een onjuiste rol die
zij van de regering krijgen toebedeeld, voe
len zowel de overheden als boeren in ont
wikkelingslanden zich vaak aangesproken
door de coöperatieve gedachte. De land
bouwcoöperaties leveren niet alleen
schaalvoordelen maar bevorderen ook de
arbeidsmotivatie en stellen de regeringen
in staat ontwikkelingsprogramma's in te
passen op het platteland.
Naast een stimulerend overheidsbeleid
spelen factoren zoals klimaat, bodemge
steldheid en de bereidheid tot het accepte
ren van nieuwe technologieën een voorna
me rol bij de verbetering van de agrarische
produktie. Toename daarvan in de ontwik
kelingslanden zal minder dan in het verle
den afhankelijk zijn van een uitbreiding van
de landbouwgronden. In de afgelopen
twee decennia droeg de uitbreiding van
landbouwgronden voor minder dan een
vijfde bij in de toename van de agrarische
produktie. De FAO gaat ervan uit dat
slechts 10 a 1 5 procent van de potentiële
landbouwgronden omstreeks de eeuwwis
seling in gebruik zullen zijn genomen.
De Wereldbank heeft meer vertrouwen in
uitbreiding van de agrarische produktie die
is gebaseerd op biologische en chemische
bronnen, gesteund door investeringen in
onderzoek, bodemverbetering en indu
striële hulpmiddelen. Nieuwe zaadtechno
logieën, adequate watervoorziening (irri
gatie, drainage) en industriële hulpmidde
len, in het bijzonder kunstmest, zijn van
cruciaal belang voor de agrarische ontwik
keling. Een combinatie van dezefactoren is
verantwoordelijk voor ruim de helft van de
toename van de agrarische produktie in de
laatste twee decennia.
Verbetering van die produktie in ontwikke
lingslanden vereist vaak, naast de ge
noemde factoren, buitenlands kapitaal.
Met name de armste ontwikkelingslanden
zijn daarbij afhankelijk van buitenlandse
ontwikkelingshulp. In de jaren zeventig is
in toenemende mate door de donorlanden
van de OESO hulp verleend voor de ont
wikkeling van de landbouw. De hulp van de
OESO-landen voor de landbouw in de ont
wikkelingslanden verdubbelde in reële ter
men tussen 1973 en 1980. Momenteel
bedraagt deze hulp circa 10 miljard per
jaar. Nederland besteedt relatief het groot
ste gedeelte van zijn bilaterale ontwikke
lingshulp aan de landbouw. In 1979 be
droeg dit aandeel 35 procent, terwijl dit
percentage voor de OESO-landen gemid
deld 1 8 procent bedroeg. Ook de EG ver
leent in haar ontwikkelingsbeleid voor de