Reactie op
Ook zijn appelen zijn vrij groen
en onrijp, maar toch is het
interessant dat de heer Van de
Lindeloof over het
sharecroppingverhaai van prof.
Moerland is gaan verder
denken. Het zijn kennelijk zijn
heel voorlopige eerste
indrukken. Wij presenteren ze
gaarne, omdat Van de
Lindeloof zonder 'dogmatische
krampachtigheid' er een
luchtig verband van weet te
maken.
Een brug bouwen, ja! Maar
tegelijk geen brug te ver! Dat
zeggen wij de heer Van de
Lindeloof van harte na. De
appels zullen echter nog wei
even groen blijven.
16
Sharecropping
In ons maandblad van september 1982 schreef prof. dr. P. W. Moerland over een
samenwerkingsvorm in zeggenschap en risicodragen.
'Sharecropping' samen delen) noemde hij dat.
Of deze samenwerkingsvorm kan gedijen in de coöperatiewereld, of in het bijzonder
in onze Rabobankorganisatie, vraagt hij zich af.
Het gegeven sharecropping - kleine ondernemertjes - sterke motivatie is zeer inte
ressant, zegt drs. P. M. Burghouts in ons maandblad van oktober. Daar zou over door
gedacht moeten worden in relatie tot de arbeidsverhoudingen, welke uiteraard ook
bestendig evolueren, zegt hij bovendien. Deze vriendelijke uitnodiging van de
heer Burghouts wil ik gaarne aanvaarden, vooral daar Piet Moerland voor mij een
goede bekende is.
Bij de aanvang van zijn diensttijd (begin 1979) bij de Centrale Stafgroep heeft hij na
melijk op verzoek van dr. J. Adolfse een week stage gelopen op onze bank
van onze controlebank. Toen heeft hij wat kunnen proeven van de sfeer van kleine
gemotiveerde ondernemertjes. Sinds begin 1982 is hij gewoon hoogleraar in de be
drijfskunde aan de Rijksuniversiteit te Groningen.
Het artikel van de heer Moerland
nog eens lezend zou ik er dit van
willen zeggen.
Hij pleit in beginsel voor een ideale coöpe
ratieve ondernemingsvorm. Het bijzondere
karakter van de coöperatieve onderne
mingsvorm is het werken vanuit de grond
beginselen zoals eendracht, samenwer
king en democratie.
Door de eendrachtige samenwerking van
personeelsleden, bestuurders, leden en
cliënten is onze organisatie groot gewor
den. Vooral bestuurders, directeuren en
overige personeelsleden hebben hieraan
gestalte gegeven. In zijn oervorm is de coö
peratie een verlengstuk van de bedrijven
van zijn leden. Toch is deze wetmatigheid
behoorlijk meegegroeid met de maat
schappelijke tendenzen, zeker in de coöpe
ratieve Rabobank. In de coöperatieve ban
caire dienstverlening is de verlengstuk
theorie gegroeid naar een rendabele
dienstverlening voor lid, cliënt en bank.
Hierin ligt dan onmiddellijk besloten de
betrokkenheid van de cliënt met zijn bank
en de betrokkenheid van het lid met zijn
coöperatieve bank. Daarom hebben de le
den (boeren, middenstanders en particu
lieren) recht op vertegenwoordiging in de
bestuursorganen van hun coöperatie.
Inspraak in het beleid, misschien zelfs mee
te beslissen zou ook weggelegd kunnen
zijn voor het personeel. Daarvoor zullen
dan beleidszetels gereserveerd kunnen
worden.
Op deze wijze zouden wij kunnen evo
lueren naar een moderne dynamische
bank, gestoeld op een moderne gerecht
vaardigde coöperatieve ondernemings
vorm.
Op grond van de van oudsher bestaande
democratische principes is dit niets
nieuws. Dat daarbij de ondernemingslei
ding (directeuren) en het personeel betrok
ken zouden zijn, wordt tot heden voors
hands veelal als te progressief ervaren.
IRBeiD
'fCAPITAAI