Wob ZJ
^Wob D
Wat ons bezighoudt
Vervolg van pagina 3
Deze actie van de Federal Reserve leidde
tot neerwaartse rente-aanpassingen in an
dere landen, waarbij in ons eigen land de
officiële tarieven tot tweemaal toe met '/2°/o
werden verlaagd.
Het opvallende aan deze rentebeweging is
niet zozeer de daling op zichzelf, \ftant ge
lukkig zijn er dit jaar al vaker rentedalingen
opgetreden. Wat opvalt is veeleer de moti
vatie voor de renteverlaging in de Verenig
de Staten. Zij komt namelijk op een mo
ment, dat de geldgroeicijfers volgens de
monetaire beginselen een rentedaling niet
zouden rechtvaardigen. De Fed betoogde
dan ook dat de rentedaling enerzijds moest
worden gezien in het licht van de economi
j sche recessie en anderzijds tegen de ach-
tergrond van het grote succes op het ge-
bied van de inflatiebestrijding. Kort en
goed komt het erop neer dat de Fed ervan
overtuigd is geraakt, dat de inflatiever
wachting, mede onder invloed van de re-
cessie, in zodanige mate is omgebogen,
i dat een voorzichtige versoepeling van het
strikte geldgroeibeleid op haar plaats is. En
hierin schuilt het belang van de renteda-
ling: een ontkoppeling van strikte moneta-
ristische beginselen op het moment dat
zowel de westerse geïndustrialiseerde lan
den als de ontwikkelingslanden hieraan
I wezenlijk behoefte hebben en zonder dat
j er onmiddellijk gevaar bestaat voor een
versnellende inflatie.
I Al vanaf het moment dat de tweede oliecri
sis zich in alle hevigheid openbaarde, heeft
men in de westerse landen geweten dat
een evenwichtige economische opleving
op langere termijn slechts zou kunnen
I steunen op een door investeringen geleid
herstel. De grote problemen van dat mo
ment (versnellende inflatie, omvangrijke
betalingsbalanstekorten en onevenwichti
ge overheidsfinanciën) leidden evenwel tot
beleidskeuzen welke een investeringsher
stel voorlopig in de weg stonden. De keuze
voor een strikt monetair beleid had hoog
oplopende (reële) rentetarieven tot gevolg
en het beleid van loonmatiging en bezuini
ging op overheidsuitgaven leidde tot da
lende consumptieve bestedingen. Beide
ontwikkelingen beïnvloeden de investe
ringsactiviteit in negatieve zin. Nu we kun
nen bespeuren dat de gerealiseerde infla
tiedaling een versoepeling van het mone
taire beleid en daarmee een rentedaling
toestaat, nemen ook de kansen toe voor
een wederopleving van de investeringen.
Kijkend naar Nederland moeten we ons
beslist niet laten verleiden tot overdreven
optimisme ten aanzien van een investe- j
ringsherstel. Maar het is wel een onmis
kenbaar feit dat de rente dit jaar aan een
fikse daling onderhevig is geweest.
Hiermee is ontegenzeglijk een bijdrage ge
leverd aan de verbetering van wat profes
sor Douben in ons vorige nummer noemde
een 'investeringsvriendelijk' klimaat. In
deze zin kan de rentedaling als een bemoe
digende factor worden aangemerkt. Eén
zwaluw maakt nog geen zomer, maar biedt
wel uitzicht op betere tijden. En het is deze
wat minder sombere blik op de toekomst
welke de aanzet zou kunnen zijn tot een
economisch herstel.
i
DOEL EN MIDDEL
In de gehele pers is de vorige maand mel
ding gemaakt van het onderzoek dat de jus-
titie te zamen met de fiscale opsporings
dienst bij een van onze banken heeft uitge
voerd. Een onderzoek op deze schaal en
het uitoefenen van zo vergaande praktijken
is tot op heden binnen het bankwezen
nog niet voorgekomen.
Het onderzoek loopt thans nog en wordt
voortgezet aan de hand van talrijke be
scheiden die door de justitie-ambtenaren
in beslag zijn genomen.
I Mededelingen worden, als gebruikelijk,
hangende het onderzoek niet gedaan.
Het is thans dan ook nog niet mogelijk een
oordeel te vormen over de gegevens die
aanleiding hebben gegeven tot dit onder-
zoek, waarbij men meende ook de admini
stratie van een van onze banken te moeten
betrekken en de daarbij toegepaste onder- j
zoeksmethode.
i Zodra in deze zaak meer duidelijkheid is
gekomen is ook het moment aangebroken
om te oordelen of doel en toegepaste mid- j
delen onderling in een aanvaardbare ver
houding staan.
Bij onderzoek naar strafbare feiten, on
geacht of deze in de sfeer van de belastin
gen of elders liggen, stelt een bank zich
steeds passief op.
Bij gerichte vragen vanuit de opsporings
diensten wordt de gevraagde informatie,
voor zover de wettelijke regels daartoe
dwingen, verstrekt.
Ten aanzien van zaken die in zogenaamde
gesloten bewaargeving bij de bank aanwe
zig zijn, heeft de bank uiteraard geen enke
le verantwoordelijkheid voor de inhoud,
ook niet ten opzichte van de justitie. Dit
geldt zowel voor de inhoud van safeloket
ten als voor verzegelde pakketten e.d.
Bij het verhuren van safeloketten wordt ge
wezen op het verbod om schadelijke of
gevaarlijke stoffen daarin op te bergen.
De bank kent de inhoud van de loketten
niet en behoeft deze ook niet te kennen.
Wij gaan er vanuit dat het gesignaleerde
geval een uitzondering is en dat de be
staande verhoudingen gehandhaafd blij -
ven, verhoudingen die meebrengen dat
men over en weer eikaars positie kent, be
grijpt en in stand wil laten en dat met hand
having van ieders taken en bevoegdheden
een terughoudende opstelling van zowel
justitie als belastingdienst ten opzichte van
de banken blijft gehandhaafd.
Middelen als huiszoeking, inbeslagneming
van administratieve bescheiden en openen j
van safeloketten behoren tot de meest ver
gaande methoden en dienen derhalve
slechts in zeer uitzonderlijke gevallen te
worden toegepast.
MERTENS NCR-VOORZITTER AF
Op 1 2 oktober jl. is de heer C. G. A. Mer-
tens afgetreden als voorzitter van de Natio
nale Coöperatieve Raad voor Land- en
Tuinbouw. Op een buitengewone openba
re bijeenkomst van de NCR (het samen
werkingsverband van de centrale land- en
tuinbouwcoöperaties en de standsorgani
saties) werd de heer Mertens opgevolgd
door ir. D. Luteijn, voorzitter van het Ko
ninklijk Nederlands Landbouw Comité en
lid van onze Raad van Beheer. De heer
Mertens is 16 jaar voorzitter van de NCR
geweest.
Namens het bestuur en de ledenorganisa-