Onze directeuren en aansprakelijkheid (2) Het aansprakelijkheidsartikel in Rabobank no. 6/7/1982 van mr. Van Boxtel zal ongetwijfeld de belangstelling van vele maandbladlezers gekregen hebben. De strekking ervan moge dan geen elementen bevatten die op zich nieuw zijn, het is een verdienste de zaken waarover het gaat voor ieder leesbaar en begrijpelijk in een artikel samen te vatten en daarbij toch de ju ridische onderbouw te behouden. Het juridische licht dat ons blad deze zomer op de bestuurdersaansprake lijkheid liet vallen, heeft wat losgemaakt. Dank zij de heer Meijer, voorzitter van Rabobank Dalen-Coevorden, zijn we in het vorige nummer bij de context van de positie van de directeur terecht gekomen. Diens stuk was al ter perse, toen we bijgaande reactie van de heer Van Maldegem ontvingen. Ook hij neemt die contextdraad van Meijer op, maar hij voelt zich bij het afwinden van die draad kennelijk minder be haaglijk dan Meijer. Twee bestuursvoorzitters (Van Maldegem is dat bij de Rabobank Noord oostpolder), met een ons inziens duidelijk genuanceerde mening. Het laat ste woord zal wel even op zich laten wachten en dat hoeft ook niet in deze kolommen. Met Van Maldegem zal overigens iedereen instemmen, dat voor de 'rechtspositie' van bestuursleden met hun aansprakelijkheid best eens positieve waardering mag worden uitgesproken. Hoewel veel bestuurders van onze banken wel weten van mogelijkheden tot aanspra- kelijkstellen, hetzij als collega hetzij als persoon, zullen er ook vele anderen zijn, die er nog nooit van gehoord hadden of niet bij hebben stilgestaan. Het is niet gebruikelijk bij het benaderen en bezoeken van kandi daatbestuurders dit soort zaken tot ge spreksstof te kiezen; het zou nogal af schrikwekkend kunnen werken. Schrik reacties van zittende bestuurders blijven hopelijk achterwege of beperkt. Dat is ook niet nodig want heel duidelijk is dat dat niet de bedoeling van de schrijver was. Ner gens is er iets te vinden dat als klein dreige ment te voelen zou zijn. Dat is een tweede verdienste. Niettemin is er voor de goede lezer toch wel een waarschuwende ondertoon te ver staan; dat komt duidelijk door de keurige verpakking heen. Voor de enkeling is die noodzaak niet te beoordelen, maar het arti kel is vast niet iets geweest dat geplaatst is omdat de krant toch vol moet. Ik zou, op meerdere punten wat lezend en luisterend, een klein gokje durven wagen dat er vóór het schrijven door mr. Van Boxtel en vóór het plaatsen door de redactie wel enig overleg geweest is met anderen. Niet bekend was toen uiteraard dat de ma terie actueel zou kunnen zijn in dezelfde tijd van plaatsing en dan niet voor het eer- P. J. van Maldegem ste het beste statutair bestuursorgaan. We gaan daar natuurlijk niet op in; trou wens, het bovenstaande zou in zijn geheel niet geschreven zijn als er niet nog een aanrakingsvlak was dat velen en ook mij bezighoudt. Het gaat hier om een interne nota van de Vereniging van Directeuren van Raboban- ken (VDR). Alvorens direct verdacht te worden van teveel vrijmoedigheid c.q. vrij postigheid zij vermeld dat ik mijn voorne men om iets over die nota te schrijven ge meld heb bij de voorzitter van de VDR, die daar positief op reageerde. De heer Rein- tjes had trouwens in een bijeenkomst al la ten weten het een goede zaakte achten dat het betreffende onderwerp gespreksstof zou zijn bij de besturen. Echter, slechts weinigen van mijn collega-bestuurders weten waar het over gaat, eenvoudig om dat ze niet op de hoogte gesteld zijn. En daarom zal ik dat hier doen, kort samenge vat. Een door het Hoofdbestuur van de VDR in gestelde werkgroep, genaamd 'werkgroep rechtspositie' rapporteerde in een nota dat zij na bestudering van de haar verstrekte opdracht meende te moeten kiezen voor de positie van 'de directie als statutair or gaan'; dit onder aanpassing van de om standigheden. Als illuster voorbeeld wordt de situatie bij de eigen centrale bank ge noemd. Gezegd wordt ook dat de gewens te bestuurbaarheid tal van landbouwcoö peraties diezelfde weg hebben doen gaan. Ik denk dat iedere geïnteresseerde dat lijst je wel eens wil zien! Naast andere worden o.a. ook als argu menten voor deze keuze genoemd een in terview met collega-bestuurder De Goede in Raboband nov. '81 en de dissertatie van dr. ir. Vrij. Een ander argument is dat de directeur als statutair orgaan het recht heeft in de alge mene vergadering het woord te voeren. Bedoeld zal zijn 'de plicht heeft om verant woording af te leggen' - dat is wel even wat anders. Ten slotte zullen onderdirec teuren geen deel uitmaken van het ge dachte statutair orgaan, dat dus derhalve vrijwel altijd uit een persoon, nl. de direc teur, zal bestaan. Genoemde nota is of wordt behandeld in alle VDR afdelingsvergaderingen. Het is niet mijn bedoeling op andere facet ten van de voorgestelde constructie in te gaan, het zou te ver voeren en niet meer passen in dit verband. Een gelukkige, niet bedoelde, bijkomstigheid van het artikel van Van Boxtel is dat veel van onze direc teuren nog eens kennis hebben kunnen ne men van de persoonlijke aansprakelijk heidsperikelen van statutaire organen. Ook in onze coöperatieve banken, ook in 1982 en komende jaren. Als bedoeld artikel bij draagt in het denken en in de standpuntbe paling over de gedane voorstellen van de VDR in al zijn consequenties dan is dat de derde verdienste. De nu door sommigen blijkbaar toch als knellend ervaren be- stuursparaplu zou in het geheel van de 'rechtspositie' wel eens een positieve waardering kunnen krijgen. Geachte re dactie, met dank voor de plaatsing.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1982 | | pagina 34