agrarische sector 1983-1986 dit aantal naar verwachting zal stijgen, waarna zich deze stijging nog even zal doorzetten en vervolgens weer zal afnemen rond 1990. De leeftijd van de ondernemer is nog steeds de belangrijkste van alle genoemde redenen om het bedrijf te stoppen. De ge zondheid van de ondernemer of onvol doende rentabiliteit/inkomsten uit het be drijf spelen in mindere mate een rol en blij ven meer op de achtergrond. een ander omzetpatroon hadden, worden in de categorie 'overige' ondergebracht. Een soortgelijke indeling is gehanteerd met betrekking tot het investeren; de twee onderscheiden perioden beslaan nu echter 2 jaren, respectievelijk 1979-1981 en 1981-1983. Dat de termijn waarop het bedrijf zeker beëindigd zal worden, schaduwen vooruit werpt, is af te lezen uit de omzetonwikke- lingen en de investeringen. (Zie Tabel 2 en Wat er met het bedrijf van de ondernemer op leeftijd en zonder opvolger gebeuren gaat, is van zeer vele factoren afhankelijk. Gehele of gedeeltelijke overname en/of pacht door andere familieleden komt nog al eens voor. Ook de verkoop aan derden, bijvoorbeeld aan mensen uit de stad of aan 'paardenliefhebbers' komt veelvuldig voor. Omdat het veelal kleinere bedrijven betreft, wordt door de 'nieuwkomers' zelden de oorspronkelijke agrarische bedrijfsvoering volledig en zelfstandig voortgezet. Alvorens in te gaan op het verband tussen groei en opvolgingssituatie, dienen de pe rioden en de groei-ontwikkelingen die in dit artikel, en met name in de tabellen 2 en 3 worden gehanteerd, omschreven te wor den. 'Omzetgroeiers' zijn bedrijven die in 1980 en in 1981 een omzetgroei hebben gerealiseerd. Bedrijven die én in 1980 én in 1981 een omzetdaling of gelijkblijvende omzet hebben gehad, worden 'niet- groeiers' genoemd. De groep bedrijven die Tabel 2 Omzetontwikkelingen en opvolgingssituatie Opvolgingssituatie )mzet ntwikkeling Groei in '80 én '81 Géén groei in '80 én '81 Overige ^rcentage bedrijven Wel Géén Weet (nog) Percentage opvolger(s) opvo/gerfs niet bedrijven 26 12 28 23% 32 48 31 37% 42 40 41 40% 100% 100% 100% 100% 34% 26% 40% 100% In de tekst wordt een omschrijving van de 3 onderscheiden groepen gegeven. Tabel 3 Investeringsgedrag en opvolgingssituatie Opvolgingssituatie ivesteringsgedrag Wel Géén Weet (nog) Percentage opvolger fs) opvo/gerfs niet bedrijven Heeft m '79 81 geïnvesteerd en heeft voor '81 83 plannen1 42 28 40 38% Heeft niet in '79-'81 geïnvesteerd en heeft geen plannen 19 42 25 27% Overige 39 30 35 35% 100% 100% 100% 100% ercentage bedrijven 34% 26% 40% 100% In de tekst wordt een omschrijving van de 3 onderscheiden groepen gegeven. 3.) De 'niet-groeiers' qua omzet zijn met name de bedrijven zonder opvolgers. Slechts 12% van deze groep realiseerde over 1980 én 1981 een omzetgroei en 48% een gelijkblijvende en/of dalende omzet. Investeringen vinden dus niet plaats op de bedrijven zonder opvolgers, zou men zonder al te veel overdrijving kun nen stellen. We moeten echter bovenstaande conclu sies niet overtrekken. Voor de wat oudere ondernemers die géén opvolger voor hun bedrijf hebben, is het natuurlijk ondoenlijk om tot in lengte van dagen te blijven inves- teren om aanzienlijke inkomens- en/of om zetgroei te realiseren. Het is niet verwon derlijk dat op deze bedrijven de omzetgroei en het investeringsgedrag gematigder zijn. Bedrijfsopvolging Op de bedrijven mét opvolgers hangt veel af van de leeftijd van de opvolger en van de bedrijfsbeëindiger. De leeftijd van de ge middelde opvolger ligt tussen de 25 en 30 jaar, terwijl degene die het bedrijf over draagt veelal al ruim de 55 jaar is gepas seerd. De periode dat een agrarische on dernemer zelfstandig een bedrijf runt be loopt tegenwoordig circa 30 a 40 jaar. Over een periode van 30 40 jaar dienen er voor de ondernemer telkenjare voldoende inkomstenbronnen te zijn. Zijn primaire zorg is dan ook om in het bedrijf zodanig te investeren dat ervoldoendeomzet en inko men uit voortvloeien. Het is vanzelfspre- kend dat onzekere factoren als het weer, j prijsontwikkelingen, exportmogelijkheden en dergelijke bepaalde verwachtingen van de ondernemer danig kunnen verstoren. Nog meer dan de omzetontwikkeling (zie hiervoor) verschilt het investeringsgedrag tussen de bedrijven met opvolgers ten op zichte van die zonder opvolgers. (Tabel 3.) Juist dan blijkt dat opvolging 'alles' te ma ken heeft met investeren, circa 80% van de bedrijven met opvolgers heeft in de pe riode 1 979-1 981 geïnvesteerd en/of voor i 1 981 -1 983 investeringsplannen. Van de bedrijven zonder opvolgers investeert 42 over de beschouwde periode (1 979- 1 983) niet. Het verband tussen omzet en investerin gen is in zekere zin ook sterk: bedrijven met omzetgroei onderscheiden zich duidelijk qua investeringsgedrag van andere. Het is zelfs zo dat bedrijven die een aantal jaren niet investeren, een duidelijke terugslag la ten zien in de omzetontwikkelingen. Een opvolger zal daarom vooraf moeten beoor delen in hoeverre het overte nemen bedrijf, sociaal- en bedrijfseconomisch bezien, op langere termijn levensvatbaar is. Onvol doende omzetperspectieven kunnen de basis om te investeren versmallen (omge keerd kan er ook verband bestaan), om nog maar te zwijgen van consequenties voor de rendementspositie en/of het onderne mersinkomen. Intussen bestaat de indruk dat de investeringsfilosofie 'hoe groter hoe beter' min of meer verdrongen is door 'kwaliteit'. Investerende (jonge) agrariërs letten thans meer op kostenbesparende aspecten, meer op energieverbruik en ook op 'gemak', dat wil zeggen minder arbeids inzet. In de huidige economische situatie mag dat een verantwoorde en verstandige ontwikkeling worden genoemd. Samenvatting Dat bedrijfsopvolging, c.q. bedrijfsoverna me een langdurig proces is waar én de toe komstige ondernemer én het over te ne men bedrijf in tal van opzichten naar toe groeien is een duidelijke zaak. Behalve een toegesneden schoolopleiding voor de jon ge agrariër vormen de bedrijfsgrootte, de omzetontwikkelingen en het investerings gedrag belangrijke factoren. Het onderzoek toont aan dat de opvol gingssituatie en de bedrijfsgrootte on derling sterk samenhangen én dat investe ringsgedrag en omzetontwikkelingen op hun beurt met beide voornoemde factoren een sterke wisselwerking vertonen. Gecon cludeerd kan worden dat voor een bedrijfs- opvolger de bedrijfsgrootte van een le vensvatbare omvang dient te zijn, iets dat veelal bereikt wordt door een op groei ge oriënteerd investeringsgedrag en omzet ontwikkeling. De opvolgingssituatie ziet er landelijk thans als volgt uit: op 34% van alle bedrij ven treft men één of meerdere opvolgers aan; op de kleinere bedrijven heeft één op de vijf een opvolger; op de grotere bedrij ven bijna de helft. Op 26% van de onder zochte bedrijven zijn géén opvolgers aan wezig, terwijl op 40% van de bedrijven nog geen of onvoldoende zekerheid om trent de bedrijfsopvolging bestaat. Omdat een bedrijfsovername in de huidige tijd geen kwestie van 'één achternamiddag' is, doet de opvolger er verstandig aan om zo wel de gewenste als de verwachte bedrijfs ontwikkelingen alsmede ook de ontwikke lingen zonder 'groei-impulsen' voor de ko mende jaren in een plan 'door te rekenen'. De investeringen, de omzetontwikkelin gen, en het ondernemers- en/of gezinsin komen kunnen dan onderling vergeleken en afgestemd worden. Zo'n plan biedt in zicht in de toekomstmogelijkheden van het bedrijf onder normale omstandigheden Diverse (stands)organisaties en de bank kunnen de (jonge) agrariër bij de bedrijfs overname van dienst zijn. 1) Deze maand publiceert de Rabobank een brochure over de bedrijfsopvolging.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1982 | | pagina 27