Bedrijfsopvolging en groei in de In opdracht van Rabobank Nederland is door het NIPO een marktonderzoek in de agrarische sector verricht. Naast diverse andere onderwerpen is uitvoerig aan dacht besteed aan de bedrijfsopvolgingssituatie en de bedrijfsontwikkelingen; de samenhang tussen opvol ging en groei op het agrarische bedrijf wordt in dit artikel nader belicht. Een startende agrarische ondernemer die het bedrijf van zijn ouders overneemt, is niet iemand die op zekere dag zijn spaarpot omkeert, een bedrijf koopt en het gaat 'runnen'. In tal van opzichten wordt een bedrijfsopvolging voorbereid. Het is een langdurig proces: niet alleen langs het loket van de fiscus en de notaris, niet alleen rondom de familiaire kwesties, maar, en zeker niet in de laatste plaats, ook een ontwikkeling in het bedrijf zelf. De jonge ondernemer zet zich er veelal bijzonder sterk voor in. Dat geldt met name voor de investeringen, waarmee de opvolger aan het bedrijf een nieuwe impuls wil geven ten einde een verdere (omzet- en inkomens-jgroei veilig te stellen. Drs. A. G. M. Nijensteen Marketingonderzoek u it de onderzoeksresultaten blijkt duidelijk de sterke samenhang tus sen investeringsgedrag, omzetont wikkeling en de opvolgingssituatie op het agrarische bedrijf. De bedrijven waar een opvolger aanwezig is 'groeien' duidelijk; er wordt geïnvesteerd, men heeft plannen, de omzet vertoont veelal een (duidelijk) stij gende trend. De bedrijven zonder opvol gers, waar op kortere of op langere termijn de verkoop van het bedrijf of de bedrijfs beëindiging aan de orde zal komen, ken- landelijk totaalbeeld wenselijk. Nederland telt momenteel circa 145 000 agrarische bedrijven. Op circa 48 000 is de bedrijfs omvang zodanig klein dat voor de exploita tie veelal niet meer dan een halve dagtaak van de ondernemer wordt gevergd. Voor de opvolger is het zaak dat het bedrijf vol doende toekomstperspectief biedt. Wordt de grens van de noodzakelijke bedrijfsom vang op minstens 70 SBE's gezet (een Standaard Bedrijfseenheid komt overeen met een bepaald bedrag aan toegerekende factorkosten (arbeid, rente en netto- pacht); een bedrijf met circa 70 SBE's vraagt qua exploitatie een halve dagtaak van de ondernemer) dan volgt uit deze ru we berekening, dat op ruim 97 000 bedrij ven in de nabije toekomst voor bedrijfsop- volgers verantwoorde startposities bes taan. Ruwweg, want deze berekening gaat gebukt onder 'gemiddelden'. Uit LEI-/CBS-cijfers blijkt dat de afgelopen vijf jaar jaarlijks gemiddeld circa 3 000 on dernemers met hun agrarisch bedrijf(je) zijn gestopt en dat op ruim 2 000 andere een bedrijfsopvolging heeft plaatsgevon den. Bestaande economische factoren zoals de rentestand, financieringslasten en toekomstverwachtingen - om er enkele te noemen - hebben overigens tot gevolg dat er fluctuaties optreden rond beide ge middelden. Momenteel vinden er dan ook én minder bedrijfsbeëindigingen én min der bedrijfsopvolgingen plaats. Gaan we uit van 97 000 voor bedrijfsover name vatbare bedrijven en van een gemid delde leeftijd van de opvolgertussen de 25 en 30 jaar dan kan, bij een verwachte 30- a 40-jarige periode van ondernemerschap, berekend worden dat er per jaar op ruim Tabel 7 Opvolgingssituatie per grootteklasse Grootteklasse In SBE's 2,5%, i.c. 2 400 bedrijven een bedrijfsop- l volging zal moeten plaatsvinden. Opvolgingssituatie en groei De bedrijfsopvolging op een agrarisch be- drijf is niet alleen afhankelijk van het al dan niet hebben van een opvolger en diens leeftijd. Evenzeer zijn de bedrijfsgrootte, het investeringsgedrag en de omzetont- wikkelingen van belang. Dat het al dan niet voortzetten van een bedrijf, de bedrijfsop volgingssituatie, voor kleine bedrijven ge middeld anders ligt dan voor grotere be drijven wordt in onderstaande tabel ge- j toond. De bedrijven waar op het moment van onderzoek geen uitsluitsel bestond j omtrent de opvolging, of waar bijvoor beeld eventuele opvolgers nog in de 'kin derwagen' lagen, zijn in deze tabel gecate goriseerd onder 'Weet (nog) niet'. Bedrijfsbeëindiging We zien in tabel 1 dat 26% van alle bedrij- ven 38 000) geen opvolger heeft, en dat j het vooral de kleinere bedrijven zijn. De ter mijn waarop deze bedrijven beëindigd worden is belangrijk, evenals de reden(en) van bedrijfsbeëindiging. Van alle onderzochte ondernemers ver- j wacht 2% de komende 2 jaren de bedrijfs voering te stoppen - per jaar dus circa 1 500 bedrijven. Op dit punt wordt in de onderzoekresultaten weerspiegeld, wat op j grond van de indruk de beoordeling van de huidige economische situatie namelijk ver wacht kon worden; een geringer aantal be drijfsbeëindigingen dan het gemiddelde t van 3000. Voorts wijzen de onderzoeksre sultaten in de richting dat voor de periode merken zich door andere ontwikkelingen. Opvolgingssituatie 1-69 70-149 150-249 250 Totaal Deze werpen bepaalde schaduwen voor uit, hetgeen tot uitdrukking komt in een re Wel opvolgers 18 36 45 50 34% latief sterke tempering, daling van de in Géén opvolgers 46 23 11 11 26% vesteringsgeneigdheid én afvlakkende of Weet (nog) niet 36 41 44 39 40% zelfs dalende omzetontwikkeling. 100% 100% 100% 100 100% Landelijke opvolgingssituatie Alvorens dieper op de bedrijfsopvolgings Percentage bedrijven 33% 27% 24% 16% 100 situatie in te gaan, lijkt een cijfermatig en Aantal bedrijven 48 000 39 000 35 000 23 000 145 000

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1982 | | pagina 26