Een industriecomplex in Mannheim
(Rijnland-Palts).
Nederl.-Duitse handelsbetrekkingen
vesteringsniveau in de industrie weerspie
geld. Het aandeel van NRW in de West-
duitse investeringen in de mijnbouw en de
verwerkende industrie bedroeg in de pe
riode 1 971 -74 gemiddeld 31,8%; dit liep
terug naar 30,4% over de periode 1975-
78. Het gezamenlijk aandeel van de (zuide
lijke) deelstaten Baden-Württemberg en
Beieren steeg in dezelfde periode van
31,9% naar 33,5%.
In de Noord- en Zuidduitse gebieden zijn
dan ook de regio's met de hoogste werkge
legenheidsgroei gelegen, terwijl NRW de
regio's met de grootste werkgelegen-
heidsdaling binnen haar grenzen weet.
Voor de toekomst wordt geen verande
ring maar integendeel een continuering
van deze tendens verwacht. In opdracht
van het ministerie van Ruimtelijke Orde
ning, Bouw en Stedebouw in Bonn is een
onderzoek gedaan naar de werkgelegen
heidsontwikkeling in de periode 1978-
1 990. Daaruit blijkt, dat de voor de werk
gelegenheidsontwikkeling 'goede' regio's
in het zuiden en noorden en de 'slechte'
voornamelijk in NRW zijn gelegen. Ook al
moge een (groot) deel van onze exportpro-
dukten via afnemers (groothandel) in NRW
zijn weg naar andere delen van de Bonds
republiek vinden, dan nog kan worden ver
wacht, dat de tanende economische groei
van onze zo eenduidige afzetmarkt in
Noord-Rijn-Westfalen in de toekomst de
totale Nederlandse uitvoer negatief zal
beïnvloeden, tenzij onzerzijds wordt over
gegaan naar...
actieve en regionaal gespreide marke
ting!
Herbezinning
Het geschetste beeld van de economische
ontwikkeling van de Bondsrepubliek en
van een zekere afhankelijkheid van onze
uitvoer en daarmede van de bedrijvigheid
in ons land noopt tot een (her)bezinning
ten aanzien van onze concurrentiepositie
en de samenstelling van ons exportpakket,
zowel produktmatig als regionaal.
In de jaren zeventig heeft menig Neder
lands produkt ten opzichte van andere bui
tenlandse produkten een verlies van het
aandeel in de Duitse markt moeten incas
seren. In niet onbelangrijke mate werd dit
veroorzaakt door de in vergelijking met an
dere buitenlandse produkten, snellere
prijsstijging van de Nederlandse produktie.
Dit verlies aan concurrentiekracht was
vooral te wijten aan de loonkostenontwik
keling per eenheid produkt in vergelijking
tot die van onze concurrenten. De laatste
twee jaar schijnt zich evenwel een keer in
de goede richting voor te doen in deze voor
onze uitvoer negatieve situatie.
De loonkostenontwikkeling per eenheid
produkt in de verwerkende industrie blijkt
gunstiger te zijn dan die van de concurren
ten. Exporterende bedrijven kunnen en die
nen deze gunstige ontwikkeling in (te) zet
ten ter matiging van de prijsstijging van
hun produkten en niet ter verbreding van
de winstmarges.
Overigens kan de gewenste verbetering
van onze concurrentiepositie niet los wor
den gezien van het in ons land vigerende
investeringsklimaat, nu en in de nabije toe
komst.
Verbetering van het investerings
klimaat
Een verbetering van dat investeringskli
maat zou tevens een dam kunnen opwer
pen in de 'trek' van Nederlandse onderne
mingen naar Duitsland, die aldaar dochter
bedrijven oprichten en/of Duitse bedrijven
overnemen.
Momenteel beschikken zo'n 650 onderne
mingen over circa 1 500 dochterbedrijven
en joint-ventures in Duitsland. Daarmede
is door Nederlandse ondernemingen voor
f9,5 miljard in het buurland geïnvesteerd.
Ook op dit deelterrein zocht men het niet
ver over de grens. Ongeveer 90% van de
Nederlandse dochterbedrijven zijn geves
tigd in de deelstaat Noord-Rijn-Westfalen.
Duitse ondernemingen toonden bij het op
zetten van dochterbedrijven en het overne
men van bestaande bedrijven eveneens
een zekere voorkeur voor het nabuurland
Nederland.
Ongeveer 600 Duitse ondernemingen
hebben f 4 miljard in verkoop- en produk-
tiebedrijven in Nederland geïnvesteerd.
Het moge opmerkelijk zijn, dat van Duitse
zijde vooral grote ondernemingen in ons
land een pied-a-terre hebben gevestigd,
terwijl van Nederlandse zijde de 'moeder
maatschappijen' variëren van midden- en
kleinbedrijf tot multinationale onderne
mingen. De kleinere Nederlandse onderne
mingen hebben in Duitsland voornamelijk
verkoopmaatschappijen opgericht, terwijl
de grote ondernemingen aldaar vooral
produktieve eenheden hebben gevestigd.
Terecht stelt de WRR met enige zorg vast,
dat 'juist in die sectoren waarin de Neder
landse goederenexport naar de Bondsre
publiek sterk ondervertegenwoordigd is
(consumptie- en investeringsgoederen) in
het algemeen verhoudingsgewijs omvang
rijke investeringen plaatsvinden vanuit
Nederland in de Bondsrepubliek'.
Immers directe investeringen kunnen goe
derenexporten vervangen door produktie
in het bestemmingsland van die exporten.
Hierdoor gaat 'de werkgelegenheid' en
'de toegevoegde waarde voor Nederland'
per saldo verloren. Er zijn aanwijzingen, dat
van een dergelijke substitutie in de relatie
met de Bondsrepubliek sprake is, aldus de
WRR in haar rapport. Deze these is dan
juist wanneer het produkt dat nu in de
Bondsrepubliek wordt geproduceerd voor
heen uit Nederland kwam. Dit kan door de
opstellers van het rapport niet worden aan
gegeven. Aangezien juist de bedoelde,
sterk in Duitsland investerende sectoren
(metaal- en elektrotechnische-industrie,
voedings- en genotmiddelenindustrie) ook
in het verleden in het exportpakket van ons
land ondervertegenwoordigd waren, lijkt
dit substitutie-aspect niet gegeven.
Voorts is het ongewis of investeringen in
Nederland tot produktie tegen dezelfde
(kosten)voorwaarden als in Duitsland
hadden geleid en of om die reden het pro
dukt niet aan concurrentiekracht in Duits
land zou hebben ingeboet.
Tevens is het denkbaar, dat gedeeltelijke
verlegging van produktieactiviteiten bij
draagt tot verbetering of behoud van de
draagkracht van het moederbedrijf in Ne
derland en daarmede de werkgelegenheid
in Nederland ondersteunt. Daarnaast leve
ren directe investeringen via kapitaalop
brengsten een positieve bijdrage aan de
betalingsbalans van ons land. De ontwik
keling van de betalingsbalans bepaalt in
hoge mate de beeldvorming en inschatting
van ons land in het buitenland.
Meer eigen inspanningen
Uit verkooppromoverende overwegingen
is het wenselijk wanneer meer Nederland
se bedrijven een eigen steunpunt in de
Bondsrepubliek zouden vestigen. Menig
Nederlands bedrijf heeft in de afgelopen
jaren de Duitse markt als een soort ver
lengde binnenmarkt van Nederland be
schouwd.
Het volstond met één of enkele grote afne
mers in de nabijheid van de Nederlands-
Duitse grens en liet aan deze (Duitse) im
porteur de promotie, de verkoop en de dis
tributie van zijn produkten in Duitsland