s
IS
s
Wij noemen ons zelf met een beetje
trots graag 'de brede bank'. Maar ook
die bank maakt vanouds met de an
dere banken deel uit van het bedrijfsleven,
dat in ons Nederlandse park staat opgesteld.
Als dan ineens de plantsoenendienst het
plan opvat tussen, naast of misschien zelfs
vóór zo 'n rijtje een heel nieuwe bank neer te
zetten, zal er op zijn minst toch wel wat on
rust onder die bestaande banken ontstaan.
Zo 'n situatie ongeveer doet zich in het bank
wezen voor naar aanleiding van de plannen
voor een Postbank. Soms zou je haast den
ken dat die bank er al staat, want er is daar
voor in de loop der jaren al heel wat grond
en timmerwerk verricht door de ontwerpers:
de gelddiensten van de PTT en de overheid.
Het is dan ook goed voor ogen te houden dat
de Postbank nog steeds in 'wetsontwerp'-
stadium verkeert. Nog steeds, want dit is al
sinds 1977 het geval, drie kabinetten gele
den. Het nieuwe kabinet, dat ongetwijfeld
uit de jongste verkiezingen naar voren zal
komen (of, wie weet, inmiddels at naar vo
ren gekomen is) zal in ieder geval op korte
termijn moeten uitzoeken, of het evenals
zijn voorganger, 'zal streven naar een vol
waardige Postbank per 1 januari 1984.'
Bij de bestaande banken leven ernstige be
denkingen tegen de Postbank, zoals die in
ontwerpstadium op de tekentafel ligt. Geza
menlijk hebben zij daaraan onlangs uiting
gegeven door een commentaar, opgesteld
door hun College van Overleg en onder
schreven door de Hypotheekbanken, aan de
kabinets(in)formateur en de fractievoorzit
ters voor te leggen. Deze ongebruikelijke
stap van het altijd loyale bankwezen toont,
dat het hun ernst is.
Natuurlijk is de Postbank een zaak,
die vele kanten heeft en vele vragen
kan oproepen. Zo kan men zich af
vragen of zo'n staatsbank überhaupt ge
wenst is, of dat wel principieel juist is. Deal-
gemene banken geven daarop een beslist
ontkennend antwoord. En hoe 'breed' moet
dan die Postbank worden? Moet ze alleen
voor particulieren mogen werken of ook
voor het bedrijfslevenTegen dit laatste
hebben zich met name de algemene banken
gekeerd.
Verder zijn de motieven die voor de Post
bank aangevoerd werden zeer duchtig be
streden. Er is reeds zoveel concurrentie bin
nen het bestaande rijtje banken, dat een
staatsbank die nog niet eens hoeft te komen
bevorderen. Ook het gevaar voor de 'conti
nuïteit' van de huidige gelddiensten van de
PTT is in de ogen van de algemene banken
niet overtuigend aangetoond.
Als Rabobankorganisatie hebben wij ons
bewust met dergelijke vragen niet te veel
opgehouden. Ook wij vinden dat er al (meer
dan) voldoende concurrentie in het bankwe
zen is. Maar als de gelddiensten van de PTT
gezien de inderdaad sterk veranderende
omstandigheden op maatschappelijk/finan
cieel terrein aannemelijk kunnen maken,
dat voor hun voortbestaan een Postbank
constructie nodig is, dan moet dat maar. Eén
voorwaarde hebben wij echter altijd met
klem gesteld: door zo 'n constructie mogen
de concurrentieverhoudingen beslist niet
ten faveure van de Postbank worden scheef
getrokken. Daarom ook hebben wij in het
verleden meermalen gezegd: als die bank er
dan toch komt, laat hij dan snel komen, le
dereen merkte immers hoezeer de Postgiro
en de RPS telkens al tersluiks op de Post
bank gingen anticiperen. Op kousevoeten
werd sluipend de dienstverlening uitgebreid
tot hypotheken en consumptief krediet, par
ticuliere termijndeposito's, creditrente voor
zakelijke rekeninghouders, reisverzekerin
gen enz. Dat gebeurde en gebeurt thans
nog, terwijl deze instellingen op tal van pun
ten niet worden gehinderd door de voor
waarden waaronder het particuliere bank
wezen moet werken. Zo gezien, zou een
Postbank, opererend op behoorlijke afstand
van de overheid en optredend als een nor
male mededinger, de verhoudingen zuiver
der kunnen maken.
Is de zuiverheid thans gewaarborgd,
zorgt het wetsontwerp voor gelijke
mededingingsvoorwaarden? Dat is
de kern, waar het in het commentaar van
het College van Overleg om draait. Alle
bankinstellingen in ons land, ook de Rabo
bankorganisatie, de spaarbanken en ook de