Landbouwbegroting 1983: k€
Terwijl er druk gesleuteld werd aan
een nieuw kabinet is zoals gebruike
lijk de derde dinsdag van september
de rijksbegroting voor 1983 aan de
Tweede Kamer aangeboden.
Hoofdstuk veertien daarvan betreft
de Begroting van Landbouw en Vis
serij. Er gaat bij dit ministerie f 2,48
mld. om. Daarmee behoort het niet
tot de grote besteders onder de de
partementen. Nog geen twee pro
cent van de rijksuitgaven loopt via de
Landbouwbegroting.
Grote en kleine uitgaven
Die bijna tweeëneenhalf miljard gulden wordt over een
groot aantal activiteiten verdeeld. Daar zijn een paar grote
posten bij. Voor het landbouwonderwijs, dat zijn dus de la
gere, middelbare en hogere landbouwscholen en de Land
bouwhogeschool in Wageningen, wordt ruim f 700 min.
uitgetrokken. Voor wetenschappelijk onderzoek is f 305
min. beschikbaar. Voor praktijkonderzoek en voorlichting
ca. f 240 min. Ruim f250 min. is bestemd om de werken in
het kader van ruilverkavelingen mogelijk te maken. Onge
veer f 100 min. daarvan komt echter terug door bijdragen
van onder andere de agrarische bedrijven in ruilverkave-
lingsgebieden en gemeenten en waterschappen die mee
betalen in de uitvoering. Dit zijn de grotere uitgavenpak-
ketten. Directe bijdragen aan agrarische bedrijven die wel
als subsidies worden aangeduid komen daarbij nog niet
voor.
Landbouwonderwijs komt aan zijn trekken
Er zijn wel een aantal subsidiemaatregelen. Die zitten on
der meer in de rijksbijdragen aan kosten van keuringen
(circa f 100 min.), de bedragen van het Ontwikkelings- en
Saneringsfonds voor de Landbouw (f 108 min.) en f 63
min. voor energiebesparende subsidies in de glastuin
bouw. Een aantal kleinere posten, salarissen van ambtena
ren op het Ministerie en de minister zelf en een post van
f 1 37 min. voor Staatsbosbeheer en Faunabeheer maken
de tweeëneenhalf miljard vol. Op f 25 min. na. Die staan
voor de visserij genoteerd.
De verdeling over de verschillende posten is dit jaar met
heel veel interesse tegemoet gezien. Immers, evenals an
dere ministeries kon ook Landbouw niet ontkomen aan
bezuinigingen. Er is het afgelopen jaar in de politiek, bin
nen het bedrijfsleven en binnen de ambtelijke kanalen ste
vig touwgetrokken om die bezuinigingen. In 1982 is de
eerste voorzet gegeven met de zogeheten voorjaarsnota.
De wijze waarop die ingevuld zou worden kan een signaal
betekenen voor eventuele verdergaande bezuinigingen in
de toekomst. Minister De Koning heeft zijn keuzes ge
maakt. Hij hanteert daarbij niet het rode potlood, maar
geeft eerst een uitvoerige analyse van de hoofdlijnen van
zijn beleid.
Ir. J. H. Egberink
Investeren in mensen, kennis en
plattelandsstructuur
De bewindsman zet uiteen dat de land- en tuinbouw een
belangrijke bijdrage levert en kan blijven leveren aan de
export, de werkgelegenheid en beperking van de inflatie.
De bijdrage aan de export en de werkgelegenheid, te za-
men met de agrarische industrie is langzamerhand ge
noegzaam bekend.
Opmerkelijk feit is dat de agrarische sector eraan heeft
meegewerkt dat de inflatie in ons land op een redelijk peil
is gekomen. De minister rekent ons voor dat over een pe
riode van tien jaar de prijsontwikkeling van voedingsmid
delen zo'n tien procent is achtergebleven bij die van kle
ding en medische verzorging. Toch staat 'Agri-Holland'
zoals minister De Koning het uitdrukt, er net iets beter voor
dan de meeste andere takken van de Nederlandse bedrij
vigheid.
De lof daarvoor wordt in de Memorie van Toelichting aller
eerst toegezwaaid aan de ondernemers en werknemers in
de bedrijfstak zelf. Maar ook de bereidheid om in de sector
samen te werken en als bedrijfsleven samen met de over
heid aan de slag te gaan hebben tot dat resultaat geleid,
wordt even verder gesteld. Die gezamenlijkheid ziet de be
windsman vooral in het beleidsdrieluik onderwijs, onder
zoek en voorlichting. Het zijn diepte-investeringen van de
samenleving. Dat geldt ook voor investeringen in de struc
tuur van het platteland, ontsluiting en waterhuishouding.