15
Veel bedrijven en bedrijfjes staan met de
rug tegen de muur; alleen saneren is vaak
nog de redding.
De aandachtige krantelezer zal dan even
wel ook opmerken, na de halfjaarcijfers van
de Rabobankorganisatie gezien te hebben, j
dat de noodzaak tot kostenreductie bij de j
Rabobank wellicht nog niet zo groot is.
Vergeleken met veel bedrijven, zelfs in de
financiële wereld, is dat inderdaad ook niet
zo. En dan zeg ik maar: gelukkig! Immers er
is geen sector in de economie, waarbij de
continuïteit zo centraal moet staan als bij
het bankwezen.
In dit verband is naast het liquide zijn - het
geen vanzelfsprekend moet zijn voor een
bank - het solvabel zijn belangrijk. Dat wil
zeggen het op langere termijn aan de beta
lingsverplichtingen kunnen voldoen.
De graadmeter hiervoor is het eigen ver
mogen. Ten aanzien daarvan scoort de
Rabobank hoog op de lijst van Nederland
se en ook internationale ondernemingen.
Ten opzichte van andere banken heeft de
Rabobankorganisatie mede door haar coö
peratieve structuur (hoegenaamd geen
winstuitkering) een vermogenspositie op
weten te bouwen, zodanig dat tegenvallers
kunnen worden opgevangen.
Ongunstige factoren
Maar heel duidelijk is dat er ook voor onze
bank minder gunstige ontwikkelingen, zo
wel aan de kosten- als aan de opbreng
stenkant te signaleren zijn.
Te denken valt hierbij aan de stagnatie van
de bedrijfsgroei.
Jaren achtereen hebben we met groeiper
centages van dubbele cijfers gewerkt,
waarbij het zo was dat de kostengroei
ruimschoots opgevangen kon worden
door extra opbrengsten over de totale
groei. Er was derhalve sprake van winststij
ging, die leidde tot additionele vermogens
vorming.
Het zal verder niet onbekend zijn dat de ri
sico's verbonden aan de kredietverlening
aanzienlijk zijn toegenomen, waardoor
zeer aanzienlijke bedragen moeten worden
toegevoegd aan de Voorziening Algemene
Risico's (VAR), de zogenaamde stroppen-
pot, zoals de kranten dat noemen (f 236
miljoen over het eerste halfjaar).
Voorts staan de opbrengsten (de rente- en
provisiewinst) onder druk door de scherpe
tariefconcurrentie en blijven, zoals bekend,
de uitzettingen achter bij die in andere ja
ren; de groei in het eerste halfjaar liep zelfs
met één procent terug.
Ten slotte worden nu min of meer de ge
volgen merkbaar van ons handelen gedu
rende een zeer lange periode van forse
groei. In die tijden wordt nu eenmaal iets
Snoeien en ruimen: kritisch,
bewust en met overleg. fc-
sneller omgesprongen met investerings
beslissingen, marketingacties, produkt-
ontwikkelingen, bijkantorengroei en der
gelijke, dan in een periode van stagnatie.
Bij dit alles moet niet worden vergeten dat
het bankwezen, en speciaal ook onze orga
nisatie niet alleen bijzonder hard is ge
groeid, maar ook een rigoureus verande
ringsproces heeft doorgemaakt.
Met name de gestegen welvaart en de her
verdeling van het nationaal inkomen, tot
uiting komend in een bijzonder hoog aan
deel hierin van de looninkomens, heeft bij
zondere aandacht voor het retailbedrijf -
het bankverkeer met particulieren - tot ge
volg gehad.
Dit is onder meer tot uiting gekomen in het
creëren van nieuwe diensten voor de cliën
ten en het sterk uitbreiden van het kanto
rennet. Grosso modo, kijkend naar de re
sultaten zowel qua balansgroei als be
drijfsresultaat, mag gezegd worden dat het
succesvolle inspanningen zijn geweest.
Dat wil echter niet zeggen dat een aantal
gegroeide situaties niet eens grondig op
hun merites bekeken zou moeten worden.
Dat behoort steeds te gebeuren, maar nog
maals, in wat minder rooskleurige tijden is
i hiervoor de noodzaak meer aanwezig.
Marginaal
j Uit rentabiliteitsonderzoekingen is ons
voortdurend gebleken dat verschillende
produkten in de retailsfeer, die aanvanke
lijk zijn bedoeld ter ondersteuning van het
primaire bankbedrijf maar later zijn uitge
groeid tot volwaardige diensten, niet of
slechts zeer marginaal bijdragen in de re
sultaten van de bank.
Al jaren is bekend dat bijvoorbeeld de pro-
visies in het retailbedrijf, maar ook in delen
van de wholesale-sector, te gering zijn om
de hier tegenover staande kosten te dek-
I ken. Dit betekende en betekent dat een
bank ter handhaving van haar rentabiliteit
deze kosten uit de rentemarge moet zien te
dekken.
Tot nu toe is het bankwezen hier redelijk in
geslaagd.
In 1 975 heb ik mezelf in een artikel in het
Bank- en effectenbedrijf de vraag gesteld
of het bankwezen in ons land in staat zou
blijven om de hoge kosten van het retailbe
drijf op te blijven vangen. En als dat niet het
geval zou zijn of dan het voortbestaan van
een gezamenlijk pluriform bankwezen in
gevaar zou komen of dat het dienstbetoon
aan het publiek aanzienlijk zou moeten
worden teruggebracht.
Met name wil ik dan wijzen op de enorme
kosten die het betalingsverkeer met zich
meebrengt.
Ten slotte werd onze organisatie vorig jaar
voor het eerst na de fusie geconfronteerd
met een daling van de netto winst, welke
overigens mede het gevolg was van het
hanteren van duidelijk beneden de markt
prijs liggende tarieven aan de debetkant
van de balans.
Over het eerste halfjaar was de netto winst,
zonder bovengenoemde reden, en onder
meer door de gestegen toevoeging en de
VAR eveneens lager dan over de overeen
komstige periode in 1982.
Onverwijld aan de slag
Met het voorgaande hoop ik in voldoende
mate aangegeven te hebben dat wij onver
wijld aan de slag moeten om het kostenni
veau terug te brengen,
j Daarnaast ligt voor de hand dat, behalve
het noodzakelijk drukken van de kosten,
het verhogen van de opbrengsten tot het-
j zelfde resultaat leidt.
I Creatief zoeken naar nieuwe mogelijkhe
den om de opbrengsten te verhogen blijft
dus basis van ons ondernemen. In dit ver
band moet men zich afvragen of men zich,