PrinSjesc^jf meerden 600.000 werklozen Rijksbegroting 1983 Gunstiqe voorwaarden voor ander be leid Dat de Nederlandse overheid met de rug tegen de muur zou staan en geen ruimte heeft voor een ander beleid dan nu is een hoogst eenzijdige interpretatie van de si tuatie. Op de volgende feiten zou ik in dit verband de aandacht willen vestigen. Allereerst is daar de gunsige ontwikkeling van de prijzen. Sedert 1975 is de inflatie steeds beter 'beheersbaar' geworden, al thans is er sprake van lagere prijsstijgings percentages vrijwel van jaar op jaar. Even eens zijn de nominale loonvoetmutaties steeds kleiner geworden. Voor 1 983 wordt dan ook een gemiddelde prijsstijging van de nationale bestedingen verwacht van 3,5%. In samenhang hiermee is de positie van de Nederlandse gulden in het internationale verkeer verre van zwak te noemen. Het CPB verwacht dat het volgend jaar bij het voor gestelde regeringsbeleid de effectieve koers van de gulden t.o.v. de concurrenten op buitenlandse markten weer met 4% zal toenemen. Globaal kan worden vastge steld dat gedurende de hele periode van de jaren zeventig de gulden feitelijk geappre cieerd is. Een derde gunstige onstandigheid is, dat het overschot op de lopende rekening van de betalingsbalans erg groot is. Een over schot van 1 4 miljard gulden thans en een verwacht overschot van 1 9 miljard gulden het volgend jaar is een zaak om rekening mee te houden. Al was het maar omdat op die manier via het buitenland de maat schappelijke liquiditeitenmassa stevig wordt gevoed, hetgeen in elk geval een neerwaarts drukkend effect op de nomina le rentevoet kan bewerken. Investeringsbeleid Uitgaande van deze gunstige voorwaarden voor een ander beleid zou ik willen pleiten voor een meer investeringsvriendelijke poli tiek. In de eerste plaats zouden dat de over heidsinvesteringen zelf betreffen. Deze in vesteringen zijn al ruim 10 jaar naar bene den gedrukt. Overheidsinvesteringen in de richting van wegenaanleg, groot onder houd van wegen, energiebesparing en al ternatieve energieproduktie en milieube- schermende investeringen zijn mogelijke voorbeelden. Maar naast overheidsinvesteringen zullen ook de investeringen van bedrijven gesti muleerd dienen te worden. Met name voor alle bedrijven die de wereldmarkt als afzet gebied hebben - dus Nederlandse expor teurs - zouden investeringsfaciliteiten die nen te worden gegeven. Beheersing van de arbeids- en energiekosten en een forse re- duktie van het tarief van de vennoot schapsbelasting zouden hiervoor als in strumenten kunnen worden ingezet. Tegelijk met de investeringsstimulering zouden de consumenten een verlaging van de loon- en inkomstenbelasting dienen te krijgen om zodoende de teruggang in het reëel besteedbaar inkomen te beperken. Hierdoor zou de binnenlandse consump tieve vraaguitval gereduceerd worden en de bezettingsgraad verbeteren. Het rege ringsvoorstel om de inflatiecorrectie voor deze belastingen voor 100-procent toe te passen is in overeenstemming met deze gedachtengang. Maar voldoende is dat niet, zeker tegen de achtergrond van de voorgenomen verhoging van de BTW. Financieringstekort Voor de opstellers van de miljoenennota is de beperking van het financieringstekort de belangrijkste leidraad geweest. De be groting voor 1 983 staat helemaal in het te ken van dit financiële saldo. Door deze ner veuze overaccentuering van het financie ringstekort en de rentelasten van het rijk wordt slechts indirect recht gedaan aan de maatschappelijk-economische ernst van de huidige situatie in ons land. Bovendien tracht de regering het financieringstekort op een autonome manier aan te pakken in plaats van rekening te houden met de au tomatische vergroting van de collectieve ontvangsten wanneer de economische groei weer op gang wordt gebracht. Door de averechtse uitwerking van de 'tekortbe- perkende' maatregelen kan daarom het te kort achteraf weer gemakkelijk tegenval len, vooral indien de economische stagna tie tot sterk verminderde belastingop brengsten en vergrote (sociale) uitgaven leidt. Denkbeeldig is dit niet, omdat deze situatie zich in het recente verleden al va ker heeft voorgedaan. Is het financieringstekort dan helemaal geen aandacht waard? Ik denk dat deze vraag ten onrechte wordt gesteld. Het hangt er maar vanaf hoe het tekort - of de vergroting ervan - ontstaat. Wanneer de economische ontwikkeling weer op gang kan worden gebracht, is een hoog tekort als noodmaatregel aanvaardbaar, zeker op korte termijn. Onder de huidige nominale en monetaire verhoudingen in Nederland moet het zelfs mogelijk zijn een groter fi nancieringstekort voor een deel met mone taire financiering te dekken. Immers, als de nominale kostenontwikkelingen in de hand worden gehouden zal monetaire fi nanciering niet tot inflatoire effecten lei den. Bovendien zal bij stimulering van de pro- duktie ook een verruiming van de invoer optreden, waardoor de liquiditeitstoevoer uit het buitenland ook geringer wordt. Uiteindelijk kan het financieringstekort be ter worden bestreden in een groeiende economie dan in een stagnerende. In de laatste kan alleen door bezuinigingen ge tracht worden de verhoudingen weer in balans te brengen. Dat dit gepaard gaat met zeer grote economische en sociale verliezen hebben de jaren dertig aange toond. Het bovenstaande relaas mag niet worden opgevat als een bagatellisering van het fi nancieringstekort en de druk van de collec tieve lasten. Juist om op iets langere ter mijn - zeg drie tot vier jaar - te kunnen ko men tot een werkelijke terugkeer naar meer normale kosten/prijsverhoudingen en meer evenwichtige verhoudingen tus sen de collectieve sectoren de marktsector is stimulering van de economische activi teiten, ook in 1 983, gewenst. Om deze re den is hier een beleid bepleit dat naast een werkelijke (loon)kostenmatiging ook een reductie van de collectieve lasten - in de vorm van belastingverlaging over een breed terrein - inhoudt. Op korte termijn, zeg in 1 983, zal zo'n beleid financierings middelen nodig hebben die van de geld- en kapitaalmarkt afkomstig moeten zijn. Slechts wanneer een krachtige regering de kostendaling kan garanderen, is zij naar mijn mening gerechtigd om van monetaire financiering gebruik te maken. De ge noemde gunstige voorwaarden maken de ze weg mogelijk, maar dan wel op voor waarde dat er reëel gematigd wordt met betrekking tot de produktiekosten. Een regering die kostenmatiging durft én kan afdwingen, mag rekenen op econo misch herstel wanneer zij de genoemde lastenverlichting doorvoert. Wellicht is maatschappelijk de situatie zo précair, dat looningrepen over de hele linie, dus bij overheid en bedrijfsleven, noodzakelijk is. Als dan met behulp van belastingreductie tot een aanvaardbare besteedbare inko mensverdeling kan worden gekozen, is de weg naar herstel begaanbaar. Maar deson danks zal het een zeer lange en moeilijke weg zijn. Het verschil met de in de miljoenennota uiteengezette keuze voor sanering van de overheidsfinanciën is, dat daarbij te zeer wordt gerekend op een herstel van econo mische bedrijvigheid als de rente maar wordt verlaagd via een lager financierings tekort. Aan het monetaire instrumentarium wordt aldus een sterke uitstraling op de economische ontwikkeling toegekend. Zo'n groot vertrouwen in de effectiviteit van het monetaire beleid kan ik niet op brengen. Daarmee is uiteraard niets ge zegd over het functioneren van de finan ciële instellingen; dat is een heel ander ver haal dat geheel buiten deze problematiek omgaat.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1982 | | pagina 10